183-dagenregeling niet beperkt tot werkdagen

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond. Als dagen van verblijf in de werkstaat tellen niet alleen de dagen mee waarop daadwerkelijk in de werkstaat was gewerkt. Ook tellen alle overige dagen mee waarop de belastingplichtige in de werkstaat aanwezig was en die enig verband hielden met de werkzaamheden aldaar.

B woont in België. Hij is bestuurder en enig aandeelhouder in X BVBA. X is actief in bouwkundig projectmanagement. B werkte voor X in 2009 op 181 dagen in Nederland voor een Nederlandse opdrachtgever. B reisde op de werkdagen heen en weer vanuit zijn woonplaats in België naar de werkplek in Nederland. B ontving van X een salaris van € 57.600. De inspecteur stelt dat de fictiefloonregeling van toepassing is en verhoogde het loon.

In geschil is of de belastingheffing over het salaris uit Nederland aan Nederland toekomt op grond van het Belastingverdrag met België en zo ja, of dan de fictiefloonregeling van toepassing is.

Het hof oordeelde dat de belastingheffing niet aan Nederland toekomt, omdat niet was voldaan aan de 183-dageneis. B verbleef op slechts 181 dagen in Nederland voor zijn werk. Een redelijke uitleg van het Verdrag brengt volgens het hof met zich dat dagen die louter een privékarakter hebben, niet meetellen voor de 183-dageneis. De staatssecretaris ging in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof een onjuiste maatstaf heeft aangelegd bij zijn beoordeling van het aantal dagen, dat B in Nederland heeft verbleven. Als dagen van verblijf in de werkstaat tellen niet alleen de dagen mee waarop daadwerkelijk in de werkstaat was gewerkt. Ook tellen alle overige dagen mee waarop B in de werkstaat aanwezig is geweest en die enig verband houden met de werkzaamheden aldaar, zoals zaterdagen, zondagen, nationale feestdagen, vakanties en vrije dagen voor, tijdens of na beëindiging van de werkzaamheden of korte onderbrekingen daarvan. De Hoge Raad verwees de zaak voor een nader onderzoek naar het aantal dagen van verblijf van B in Nederland. Als het verwijzingshof oordeelt dat B meer dan 183 dagen in Nederland verbleef, dan komt nog de vraag aan de orde of de fictiefloonregeling van toepassing is. Volgens de Hoge Raad is dat het geval, omdat B een aanmerkelijk belang had in X.

Hoge Raad, 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1326