Bijrijdersstoel heeft niet (nagenoeg) uitsluitend een functie voor het vervoer van goederen

Hoewel de bijrijder meerijdt omdat zonder zijn hulp de lading (lantaarnpalen) niet kan worden gelost, heeft de bijrijdersstoel volgens het hof toch niet uitsluitend een functie voor het vervoer van goederen. De bijtelling voor het privégebruik van de auto is terecht. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond. 

A heeft voor zijn werk als storingsmonteur een Volkswagen Transporter van zijn werkgever tot zijn beschikking. Zijn werk bestaat uit het verhelpen van storingen aan de openbare verlichting en uit het vervoeren en plaatsen van lantarenpalen. De werkgever heeft een bedrag tot het loon van A gerekend voor het privégebruik van de auto. In zijn IB-aangiften 2007 en 2009 trekt A het bedrag van de bijtelling af van zijn belastbaar loon. Hij stelt dat de auto (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen en dat de bijtelling om die reden niet terecht is. De inspecteur is het daarmee niet eens. In hoger beroep over 2006 is A al in het ongelijk gesteld. Het hof overwoog toen onder meer dat de werkzaamheden van A niet (in het algemeen) met zich meebrengen dat hij tijdens die werkzaamheden wordt vergezeld van een bijrijder. A stelt echter in deze procedure dat de aanwezigheid van een bijrijder noodzakelijk is, omdat hij alleen niet in staat is om de zware lantaarnpalen en dergelijke op de plaats van bestemming te lossen. De bijrijdersstoel heeft volgens A daarom een aan het vervoer van goederen toe te rekenen functie.

In geschil is of de inspecteur terecht het aangegeven inkomen heeft verhoogd. Meer in het bijzonder betreft het geschil de vraag of de auto (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen.

Het hof oordeelde eerder dat geen sprake is van een auto die (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Functioneel bezien, dient het meerijden van de bijrijder niet – in ieder geval niet in voldoende mate – te worden toegerekend aan het vervoer van goederen. De bijrijdersstoel heeft niet (nagenoeg) uitsluitend een functie voor het vervoer van goederen.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond (Art. 81, lid 1, RO).

Hoge Raad, 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:833