Camerabeelden geen op de zaak betrekking hebbende stukken

Camerabeelden geen op de zaak betrekking hebbende stukken

Volgens het hof is het aannemelijk dat de signaleringen in dit geval stukken zijn die geen rol hebben gespeeld bij de besluitvorming van de inspecteur. Het niet inzenden van deze signaleringen levert geen schending op van art. 8:42 Awb.

BV X ging in beroep tegen de naheffingsaanslagen loonheffingen voor het privégebruik van twee bestelauto’s. Zij stelde dat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken had overgelegd, omdat hij de zogenoemde “signaleringen” van de bestelauto’s door camera’s langs de weg niet had ingebracht. De inspecteur stelt dat de signaleringsgegevens niet van belang waren voor de naheffingsaanslagen. Deze signaleringen waren wel nodig geweest als er een kilometeradministratie was geweest. Die zou dan aan de hand van de signaleringen kunnen worden gecontroleerd. In dit geval was er echter geen kilometeradministratie.

Het hof stelt voorop dat uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA3823) volgt dat met de “op de zaak betrekking hebbende stukken”, is gedoeld op alle stukken die de inspecteur ter beschikking hebben gestaan én die bij de besluitvorming van de inspecteur een rol hebben gespeeld. Dat het gaat om een cumulatief vereiste volgt in het bijzonder uit het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:29. Daarin is geoordeeld dat de inspecteur wel de processen-verbaal moest overleggen die hem voor zijn besluitvorming ter beschikking stonden, maar niet de daaraan ten grondslag liggende agenda’s, indien die onderliggende stukken zelf niet ter beschikking hebben gestaan van de inspecteur. Deze beslissing is in lijn met het arrest HR 8 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3409 waarin is geoordeeld dat de stukken van een gerechtelijk vooronderzoek waarover de inspecteur niet beschikte, niet tot de op de zaak betrekking hebbende stukken behoren. Het hof vermag in de jurisprudentie van de Hoge Raad dan ook niet te lezen dat art. 8:42 Awb de verplichting aan de inspecteur oplegt om alle stukken die voor de beoordeling van de zaak (door de rechter) van belang kunnen zijn en die de inspecteur ter beschikking staan of hebben gestaan, over te leggen. Het hof heeft geen reden om aan hetgeen de inspecteur omtrent de signaleringen ter zitting van het hof heeft verklaard te twijfelen. Gelet op die verklaring is het niet aannemelijk dat de signaleringen in dit geval stukken zijn die een rol hebben gespeeld bij de besluitvorming van de inspecteur. Het in de onderhavige procedure niet inzenden van de signaleringen levert derhalve geen schending van art. 8:42 Awb op en ook overigens is het hof van oordeel dat X daardoor niet in haar verdediging is geschaad.

Hof Amsterdam, 21 mei 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3125