Anders dan de rechtbank oordeelt het hof dat uit zowel het arrest ‘Solleveld’ als uit het daarop gebaseerde beleidsbesluit volgt dat de diensten van de klassiek homeopaat zijn vrijgesteld van OB.
B is gediplomeerd verpleegkundige en als zodanig in het BIG-geregistreerd. Daarnaast heeft hij een opleiding tot klassiek/kinetisch homeopaat gevolgd. Deze opleiding is niet als HBO-bachelor opleiding geaccrediteerd maar wordt wel erkend door meerdere beroepsverenigingen van klassiek homeopaten, waaronder de NVKH waarvan B lid is. B verricht tegen vergoeding homeopathische diensten. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd. Hij stelt dat B voor zijn diensten geen recht heeft op vrijstelling van OB.
Diensten klassiek homeopaat BTW vrijgesteld?
In geschil is of deze diensten zijn vrijgesteld op de voet van art. 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, onder a, Wet OB.
De rechtbank heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Mede op grond van het Solleveldarrest van het Hof van Justitie is de rechtbank van oordeel dat het kwaliteitsniveau van de klassiek homeopaat in dit kader moet worden getoetst aan dat van een arts. Nu B geen arts is, doorstaat hij die toets niet en leidt de (na)heffing van OB in dit geval niet tot schending van het fiscale neutraliteitsbeginsel. B ging in hoger beroep. Hij stelt dat de rechtbank een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd. Die toets volgt volgens hem niet uit de wet en ook niet uit het beleidsbesluit van 28 februari 2008 over BIG-gerelateerde werkzaamheden.
Het hof geeft B gelijk. De inspecteur stelde dat B niet voldeed aan ‘voorwaarde a van het besluit’ omdat niet gezegd kan worden dat de opleiding tot homeopaat ten minste enige relatie heeft met de door hem gevolgde BIG-opleiding (tot verpleegkundige). Het hof vermag echter niet in te zien waarom een homeopathische behandeling niet ook tot het gebied van de deskundigheid van de verpleegkundige zijn te rekenen zoals bedoeld in art. 33 van de Wet BIG, bezien vanuit het perspectief van de zorgontvanger. De zorgontvanger zal de homeopathische behandeling beschouwen als een alternatief – in plaats van of naast – de reguliere verplegingszorg. Vanuit die optiek kan volgens het hof niet worden gesteld dat geen sprake was van “enige relatie” tussen de homeopathische handelingen en de BIG-opleiding van B zoals was vereist volgens het besluit. Daarbij acht het hof van belang dat namens B geloofwaardig en onweersproken is gesteld dat artsen die dezelfde opleiding tot homeopaat hebben gevolgd als B, wel delen in de vrijstelling. Onder die omstandigheid leiden zowel het Solleveld-arrest als het daarop gebaseerde besluit tot het oordeel dat de diensten van B kunnen delen in de vrijstelling. In dit verband merkt het hof op dat voor de toepassing van de vrijstelling niet vereist is dat B beroepskwalificaties heeft die gelijkwaardig zijn aan die van een arts, maar dat hij met betrekking tot het verrichten van deze medische verzorging een gelijkwaardig kwaliteitsniveau heeft als een arts.
Hof Amsterdam, 1 december 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5132