Dwangsom zonder maximum toegestaan

Den Haag – De Hoge Raad oordeelt dat het is toegestaan een dwangsom te vorderen zonder maximum. In deze zaak gaat het om een civiele vordering door de Belastingdienst, omdat belanghebbende onvoldoende informatie verstrekte aan de inspecteur.

Belanghebbende B verstrekte volgens de inspecteur onvoldoende informatie over zijn bankrekeningen in het buitenland. De voorzieningenrechter veroordeelde B in 2012 tot het verstrekken van de informatie op straffe van een dwangsom van € 2.000 per dag, met een maximum van € 300.000. Het hof was het eens met dit vonnis en B ging in cassatie. De Hoge Raad liet in oktober 2013 de vordering in stand, maar voorzag deze wel van een clausulering dat materiaal uitsluitend mag worden gebruikt ten behoeve van belastingheffing.

Na dit arrest is B opnieuw verzocht te voldoen aan zijn informatieplicht. B voldeed hier niet aan en dit leidde tot een tweede kort geding. De voorzieningenrechter veroordeelde B weer tot het verstrekken van informatie, nu op straffe van een dwangsom van
€ 100.000 voor het geval B niet binnen drie maanden voldeed aan de veroordeling en daarna € 10.000 per dag zonder maximum. Het hof was het eens met dit vonnis en oordeelde dat de rechter op grond van art. 611b Rv de discretionaire bevoegdheid heeft een dwangsom te maximeren, maar dat hij daartoe niet is gehouden. B ging weer in cassatie.

De Hoge Raad verwerpt het beroep in cassatie. Het hof baseerde zijn beslissing om de dwangsom niet te maximeren op het feit dat de eerdere veroordeling met een aanzienlijke dwangsom niet ertoe had geleid dat B alsnog aan zijn verplichtingen voldeed. Ook was onduidelijk hoe groot het financiële belang was dat B bij de niet-nakoming van die verplichting had. Volgens de Hoge Raad kunnen deze overwegingen de beslissing van het hof dragen. Ook het beroep van B op art. 6 EVRM gaat niet op.

Hoge Raad, 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:310