Het hof oordeelt dat de eigen bijdrage in de aanschafkosten van de auto van de werkgever niet aftrekbaar is als negatief loon. De werknemer maakte niet aannemelijk dat hij zich niet kon onttrekken aan het aanvaarden van de duurdere auto.
B werkte in 2010 als international salesmanager bij X BV. Zijn werkgever stelde hem een personenauto ter beschikking. B droeg zelf € 8.645 bij aan de aanschafkosten van die auto. In verband daarmee verhoogde zijn werkgever de bruto startbonus van B met € 5.000. De eigen bijdrage van B in de aanschafkosten werd ingehouden op zijn netto-bonus. De inspecteur gaf voor de auto een ‘verklaring geen privégebruik’ af. Op grond daarvan is een bijtelling privégebruik auto achterwege gebleven. In zijn IB-aangifte 2010 bracht B de eigen bijdrage van € 8.645 als negatief loon in mindering. B stelt dat hij uitsluitend in het belang van zijn functie een auto ter beschikking kreeg die duurder was dan zijn werkgever normaal op basis van het leaseplan ter beschikking kan stellen. De inspecteur stond die aftrek niet toe. Hij stelt dat de keuze voor een duurdere auto niet zijn grond vond in de dienstbetrekking, maar in de keuze van B zelf.
In geschil is of de bijdrage van B voor de auto van de werkgever aftrekbaar is als negatief loon. Niet in geschil is dat geen voordeel voor het privégebruik van de auto tot het loon behoort.
Het hof wijst net als de rechtbank op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl HR, 15 oktober 1997,ECLI:NL:HR:1997:AA3298). Hieruit volgt dat – behoudens bijzondere omstandigheden – de eigen bijdrage voor de auto niet zijn grond vindt in de dienstbetrekking. Er is dan geen sprake van negatief loon. Dit is slechts anders als B zich niet kon onttrekken aan het aanvaarden van de auto. Volgens het hof maakte B echter niet aannemelijk dat hij zich niet kon onttrekken aan de aanvaarding van een auto die duurder was dan die waarin de leaseregeling van zijn werkgever voorzag.
Hof Den Haag, 6 april 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:947