Faillissement van een vof betekent niet automatisch het faillissement van de vennoten

UPDATE: 30 maart 2015, lees dit bericht: “Aansprakelijkheid beherend vennoot voor schulden die zijn ontstaan voor diens aantreden?”.

 

Bericht 12 februari 2015: De Hoge Raad komt in dit arrest terug op zijn beslissing dat het faillissement van een vennootschap onder firma (vof) automatisch het faillissement betekent van de vennoten.

Sinds 22 april 1921 vindt de Hoge Raad dat een faillissement van een vof noodzakelijkerwijs het faillissement betekent van de vennoten. De Hoge Raad komt nu terug op deze beslissing. Dit betekent dat een schuldeiser die niet alleen het faillissement van de vof maar ook dat van de vennoten wil bewerkstelligen, hij dat in zijn verzoekschrift ten aanzien van ieder van hen afzonderlijk moet verzoeken. De rechter moet vervolgens onderzoeken of ook ten aanzien van de vennoten afzonderlijk aan de voorwaarden voor faillietverklaring is voldaan. Gelet op art. 18 WvK en de wenselijkheid dat de faillissementen van de vof en van de vennoten zoveel mogelijk tegelijk worden uitgesproken en afgewikkeld, verdient het aanbeveling dat deze verzoeken zoveel mogelijk tezamen worden gedaan en behandeld. Als de schuldeiser in een procedure het faillissement van (alleen) de vof heeft verzocht, heeft hij de mogelijkheid in eerste aanleg  zijn verzoek zo aan te vullen dat het mede betrekking heeft op de faillietverklaring van de vennoten. De rechter moet daarbij het beginsel van hoor en wederhoor in acht te nemen en de vennoten de gelegenheid bieden tot het voeren van afzonderlijk verweer.

Hoge Raad, 6 februari 2015, 14/03627, ECLI:NL:HR:2015:251