Gebruik van camerabeelden niet in strijd met privacyregels en EVRM

Het hof oordeelt dat het gebruik van camerabeelden niet in strijd is met de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wet BP) en art. 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). 

A heeft een auto van zijn werkgever tot zijn beschikking. Vanaf 2006 heeft hij een ‘Verklaring geen privégebruik auto’. A heeft op verzoek van de inspecteur zijn zakagenda overgelegd met daarin de rittenadministratie over de periode 1 januari 2011 tot en met 15 april 2012. De inspecteur heeft de rittenadministratie vergeleken met (foto)camerabeelden afkomstig van het KLPD met behulp van ANPR-technologie. Aan de hand van die informatie constateert hij dat de auto in de periode van 29 mei 2011 tot en met 5 februari 2012 dertien maal is gesignaleerd op de A2 waarop A volgens zijn rittenadministratie elders of niet heeft gereden in deze auto. De inspecteur heeft aan A een naheffingsaanslag loonheffing opgelegd.

In geschil is onder meer of de inspecteur in strijd heeft gehandeld met de Wet BP en art. 8 van het EVRM.

Het hof oordeelt dat door het gebruik door de Belastingdienst van deze foto’s in beginsel wel een inmenging van het privé leven plaatsvindt, maar dat hier sprake is van een geoorloofde inbreuk op het recht op privacy. Deze inbreuk is bij wet geregeld en is noodzakelijk in het belang van het economische welzijn van het land. Het niet belasten van privégebruik van de auto wegens gering privégebruik betekent een substantiële verlichting van de belastingdruk voor de belanghebbende. Controle daarop is gerechtvaardigd en gelet op het grote aantal gevallen past het om deze controle zo efficiënt mogelijk in te richten. Informatievergaring op basis van de ANPR-technologie is proportioneel bezien in het licht van het doel, te weten, de richtige belastingheffing. Andere wijzen van controle zouden evenzeer een forse inbreuk op de privacy inhouden en meer belastend zijn voor burgers. De verwerkte cameragegevens worden aan de hand van een aantal fiscale controledoelen geselecteerd. De niet-relevante gegevens worden direct vernietigd. De bewaringstermijn van zeven jaar voor de wel relevante gegevens levert niet een strijdigheid met art. 8 EVRM op.

Hof Den Bosch, 27 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1087