De Rechtbank oordeelt dat Nederland geen IB mag heffen over het gebruikelijk loon van de directeur-grootaandeelhouder (DGA) die in Polen woonde. Het belastingverdrag tussen Nederland en Polen staat hieraan in de weg.
B is inwoner van Polen en directeur-grootaandeelhouder (DGA) van BV X in Nederland. Hij leverde zijn IB-aangifte 2008 niet in en de inspecteur legde hem daarom een ambtshalve aanslag op. Daarbij hield hij rekening met een gebruikelijk loon van € 400 000 en baseerde dit op een omzet in 2008 van X van ruim € 51 mlj.
In geschil is onder meer of Nederland belasting mag heffen over het gebruikelijk loon.
De rechtbank stelt vast dat B geen aangifte heeft gedaan. Er is sprake van omkering van de bewijslast. Dit betekent dat B moet doen blijken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. B heeft niet bewezen dat het gebruikelijk loon zoals de inspecteur heeft vastgesteld, in belangrijke mate afwijkt van hetgeen gebruikelijk is. De rechtbank acht dat bedrag ook niet onredelijk. De rechtbank gaat er vanuit dat B inwoner van Polen was in 2008. De inspecteur heeft ter zitting het inwonerschap van Polen betwist maar niet nader gemotiveerd. De rechtbank vindt dat de inspecteur deze nieuwe stelling tardief heeft ingebracht. De rechtbank komt echter tot het oordeel dat Nederland niet bevoegd is om IB te heffen over die € 400 000. Het belastingverdrag tussen Nederland en Polen staat hieraan in de weg. De gebruikelijkloonregeling van art. 12a Wet LB was weliswaar ingevoerd vóór de totstandkoming van het verdrag met Polen, maar er was geen toelichting bij het verdrag waaruit bleek dat het de bedoeling van beide verdragsluitende partijen was dat de gebruikelijkloonregeling onder het verdrag kon worden toegepast. Nederland had bij de verdragsonderhandelingen met Polen expliciet moeten informeren over de gebruikelijkloonregeling. Aangezien niet vaststond dat dit was gebeurd, verzette de goede verdragstrouw zich tegen doorwerking van de fictie naar het verdrag. Nu het verdrag niet ziet op pvv en Zvw, heeft het voorgaande geen invloed op die premies.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24 augustus 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:5635