Geen afroommethode als vergelijkbaar loon voorhanden is

De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur de afroommethode niet mag toepassen als het vergelijkbaar loon voorhanden is. Het beroep in cassatie van de staatssecretaris is ongegrond.

X BV verleent diensten op het gebied van het implementeren en beheren van pensioencontracten van (middel)grote bedrijven en pensioenfondsen. Enig aandeelhouder van X is Y Ltd. Y heeft belangen in een aantal concernvennootschappen. Fiscaal jurist B is enig aandeelhouder van Y en is de bestuurder en enig werknemer van X. Het werk van B bestaat onder meer uit het bijstaan van klanten bij het invoeren, aanpassen en beëindigen van pensioenovereenkomsten, het onderhandelen met pensioenuitvoerders en het bewaken van de nakoming van afspraken. Na een boekenonderzoek heeft de inspecteur het loon van B hoger vastgesteld op basis van de afroommethode. Hij legde aan X naheffingsaanslagen op over de jaren 2007 tot en met 2010.

Afroommethode

In hoger beroep is in geschil of de inspecteur de naheffingsaanslagen terecht en niet tot te hoge bedragen heeft vastgesteld.

Het hof stelde X in het gelijk. De inspecteur mocht de lonen niet corrigeren met behulp van de afroommethode. De staatssecretaris ging in cassatie. In de gevallen waarin een ‘vergelijkbaar loon’ voorhanden is, is dit het in het economisch verkeer gebruikelijk loon in de zin der wet en kan de afroommethode niet worden toegepast. De Advocaat-Generaal Niessen adviseerde de Hoge Raad het beroepschrift in cassatie van de staatssecretaris ongegrond te verklaren.

De Hoge Raad oordeelt dat uit art. 12a, lid 1, volgt dat de wettelijke regeling op een vergelijkingssystematiek is gebaseerd. Als een loon beschikbaar is van een werknemer met soortgelijke werkzaamheden als die van de directeur‑grootaandeelhouder, is toepassing van de afroommethode niet aan de orde. Het beroep in cassatie is ongegrond.

Hoge Raad, 24 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1269