Net als de rechtbank oordeelt hof Arnhem-Leeuwarden dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek van de btw die aan haar in rekening is gebracht nu zij deel heeft genomen aan transacties die onderdeel waren van een fraudeketen.
X Ltd handelt in computeronderdelen en spelcomputers. De aandelen zijn in handen van de heer B die ook bestuurder en de enige werknemer van X is. De onderneming was eerder een eenmanszaak van B. B was destijds met zijn eenmanszaak betrokken in een btw-carrouselfraude, waarin hij zelf actief mee participeerde. X verzocht in 2011 om forse teruggaven van btw. De inspecteur heeft die teruggaven geweigerd en legde in 2011 en 2012 naheffingsaanslagen op. In 2013 stelde de inspecteur een boekenonderzoek in bij X en bij derden. Hierbij rees het sterke vermoeden dat X goederen kocht die afkomstig waren uit een keten van handelaren waarbinnen btw-fraude plaatsvond. X is hiervan diverse keren schriftelijk op de hoogte gesteld. Die brieven zijn persoonlijk uitgereikt. Daarin staan de namen van de leveranciers en het vermoeden dat de goederen worden verhandeld in een keten waarin tenminste door één partij niet aan de btw-verplichtingen wordt voldaan. Ook de eigenschappen van de fraude worden in de brieven benoemd en X is verzocht alle nieuwe leveranciers te melden. De FIOD is in 2013 een strafrechtelijk onderzoek gestart in verband met mogelijke btw-carrouselfraude door onder meer X.
In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en de verzoeken om teruggaaf terecht zijn geweigerd. Het geschil spitst zich toe, naast de vraag of sprake is geweest van reële leveringen, op de vraag of X wist of had moeten weten dat zij door haar aankopen deelnam aan handelingen die deel uitmaakten van btw-fraude.
Het hof overweegt dat er voldoende bewijs is dat in de keten fraude is gepleegd. Uit de gedingstukken volgt dat voor het plegen van de fraude diverse bedrijven zijn gebruikt die niet aan hun btw-verplichtingen hebben voldaan (de ‘ploffers’). Er is sprake van een aanzienlijke prijsval en er is btw ontdoken of ten onrechte teruggevraagd om het door deze prijsval veroorzaakte verlies om te zetten in een winst. De inspecteur maakt volgens het hof aannemelijk dat X minst genomen had moeten weten dat zij deel uitmaakte van een handelsketen waarin carrouselfraude werd gepleegd. Zij is door de inspecteur diverse keren gewaarschuwd voor deze transacties met die leveranciers. Desondanks ging zij hiermee door. X had bij haar leveranciers informatie moeten inwinnen over hun handelwijze in plaats van jarenlang kritiekloos van hun handelwijze te profiteren. Het hoger beroep is ongegrond.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 23 mei 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4292