Geen aftrek voorbelasting; verhuur opslagruimte was vrijgestelde verhuur onroerend goed

Net als de rechtbank komt het hof tot het oordeel dat de verhuur van de opslagruimten kwalificeert als verhuur van onroerende zaken in de zin van art. 11, eerste lid, onderdeel b, Wet OB.

X BV exploiteert een opslagbedrijf op twee locaties. Locatie 1 betrof een voormalige stal waarin zeecontainers en houten containers stonden. Particulieren en ondernemers konden tegen vergoeding opslagruimte huren in (een deel van) deze containers. Locatie 2 betrof een gehuurd pand. X en de verhuurder hebben geopteerd voor belaste verhuur. X zorgde voor permanente bewaking van de panden. De openingstijden waren beperkt en de huurders mochten alleen in het pand komen voor laden en lossen. In de opslagruimten waren geen aansluitingen voor elektriciteit. X heeft voor de verhuur aan particulieren geen OB in rekening gebracht, maar heeft wel uit de omzet afkomstig van particulieren 19% OB berekend en op aangifte voldaan.

Bij de verhuur aan ondernemers is OB in rekening gebracht. X heeft alle voorbelasting die betrekking heeft op de panden en op de containers in aftrek gebracht. De inspecteur heeft aftrek van de voorbelasting voor de huur van locatie 2 geweigerd en de overige voorbelasting herrekend naar rato van de onbelaste (particulieren) en belaste (ondernemers) omzet. De inspecteur legde een naheffingsaanslag op. X ging in beroep en stelt dat geen sprake was van verhuur als bedoeld in art. 11, lid 1, onderdeel b, Wet OB, omdat het de huurders niet was te doen om de onroerende zaak als zodanig maar om de mogelijkheid tot opslag.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de verhuur van opslagruimte is aan te merken als verhuur van onroerende zaken in de zin van art. 11, eerste lid, onderdeel b, Wet OB.

Het hof is het eens met de rechtbank dat sprake was van verhuur van onroerende zaken. Volgens het hof heeft de rechtbank het arrest Temco Europe van het Hof van Justitie over de verhuur van safeloketten niet te beperkt uitgelegd. Het hof legt de definitie van het begrip verhuur van onroerende goederen naast de huurovereenkomsten die X sloot met haar klanten. Weliswaar is het doel van het sluiten van de overeenkomst de opslag, maar X voorziet daarin door een overeenkomst aan te bieden die recht geeft op het exclusieve gebruik van een afzonderlijke, afgebakende, ruimte. Naar het oordeel van het hof markeren de mini-containers en de houten boxen (locatie 1) en de systeemwanden in combinatie met de roldeuren (locatie 2) in feite het afgebakende deel van het onroerend goed dat door de cliënten van X wordt gehuurd. De overeenkomst komt dus overeen met de definitie in het arrest Temco Europe. De eventuele bijkomende diensten, alsmede de beperking van de toegang tot het gehuurde tot (verruimde) kantoortijden, doen aan de kern van die overeenkomst niet af.

Hof Den Bosch, 20 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2000