Een bv heeft niet aangetoond dat een aan de dga ter beschikking gestelde auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Het hof oordeelt dat de naheffingsaanslagen voor het privégebruik van de auto terecht zijn opgelegd.
X bv stelt een auto ter beschikking aan dga B. In de jaren 2005 en 2006 houdt B een rittenregistratie bij. In 2007 ondergaat B een oogoperatie waardoor hij enige tijd niet kan rijden. In die periode vervoert zijn echtgenote hem naar klanten. B houdt sindsdien de rittenregistratie niet meer bij. B en zijn echtgenote bezitten in de jaren 2009 tot en met 2013 geen auto in privé.
De inspecteur legt naheffingsaanslagen op aan X bv omdat geen privégebruik voor de auto is aangegeven.
In hoger beroep overlegt B schriftelijke verklaringen waarin hij en zijn echtgenote verklaren dat de BMW in de periode van 2007 tot en met 2013 jaarlijks voor minder dan 500 kilometer privé is gebruikt. Ook stelt B dat er in 2006 wel een rittenregistratie is bijgehouden en dat daaruit afgeleid kan worden dat dit ook geldt voor 2007 en de jaren daarna. Daarnaast geeft hij aan dat het voor hem in 2007 niet mogelijk was een rittenregistratie bij te houden door zijn oogoperatie.
Volgens het Hof heeft B niet bewezen dat de BMW voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. De verklaringen van B en zijn echtgenote leveren geen overtuigend bewijs. Ook een mogelijk sluitende rittenregistratie voor 2006 is geen bewijs voor de daarop volgende jaren.
Het Hof stelt de inspecteur in het gelijk. De naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd.
Hof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2017:7657