Geen proceskostenvergoeding na intrekking beroep

Het hof oordeelde dat belanghebbende in dit geval geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de beroepsprocedure. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

B diende een bezwaarschrift in tegen de verzuimboete bij zijn IB-aanslag. Hij verzocht daarin ook om toekenning van een proceskostenvergoeding. De inspecteur liet B telefonisch weten de verzuimboete te verminderen tot nihil en een proceskostenvergoeding toe te kennen. De inspecteur deed daarna uitspraak op het bezwaar over de verzuimboete, maar niet over de kostenvergoeding. De vergoeding was echter al wel uitbetaald vóór de uitspraak. B ging toch in beroep. Na de mondelinge behandeling van de zaak bij de rechtbank trok B het beroep in. Hij verzocht daarbij om vergoeding van de proceskosten voor de beroepsfase in verband met de bijstand door zijn gemachtigde. De rechtbank kende geen vergoeding toe en B ging in hoger beroep.

Het hof wees op art. 8:75a, eerste lid, Awb. Daarin staat dat in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld. Uitgangspunt is dat een dergelijk verzoek in de regel wordt ingewilligd op grond van het enkele feit dat het bestuursorgaan aan de betrokkene is tegemoetgekomen (vgl. CRvB 7 juli 2005). In dit geval is echter al aan de grieven van B tegemoetgekomen vóór het indienen van het beroepschrift. Voor vergoeding van proceskosten voor de beroepsfase bestaat dus geen aanleiding. Hieraan doet niet af dat de gemachtigde niet wist dat de inspecteur de kostenvergoeding al had uitbetaald. Dit betreft de communicatie tussen hem en zijn cliënt. Ook doet hieraan niet af dat de uitbetaling aan B heeft plaatsgevonden en niet aan de gemachtigde, waardoor het voor hem lastig is een vergoeding te verkrijgen. Ook is niet van belang dat de inspecteur in zijn uitspraak niet heeft beslist op het verzoek om een proceskostenvergoeding. B ging in cassatie.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van B niet-ontvankelijk (art. 80a RO).

Hoge Raad, 11 augustus 2017, ECLI:NL:HR:2017:1614