Geen verschoonbaar verzuim i.v.m. ziekte en mantelzorg

Het hof verklaarde het beroepschrift van mevrouw B niet ontvankelijk. Zij slaagt er niet in aannemelijk te maken dat zij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest i.v.m. haar eigen ziekte en drukte als mantelzorgster. 

Mevrouw B diende haar (hoger) beroepschrift te laat in. Het hof oordeelde dat de niet-ontvankelijkverklaring dan ingevolge art. 6:11 Awb nog slechts achterwege kan blijven indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat B in verzuim is geweest. B voerde ter verontschuldiging van het overschrijden van de wettelijke termijn aan dat zij nauw betrokken is geweest bij de begeleiding van een vrouw met een psychiatrische aandoening. Daarnaast is al geruime tijd geleden bij haar een ziekte geconstateerd. Door de vele activiteiten en gedachten en de vermoeidheid die daar het gevolg van is, heeft zij zich vergist in de uiterste datum waarop het hoger beroepschrift moest zijn ingediend. B heeft ter zitting verklaard dat in de periode na de verzending van de bestreden uitspraak geen sprake is geweest van plotseling opkomende omstandigheden die haar verhinderden om het hoger beroepschrift binnen de wettelijke termijn in te dienen.

Naar het oordeel van het hof vormen deze door B genoemde omstandigheden geen reden om te oordelen dat zij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest ten aanzien van het niet tijdig indienen van het hoger beroepschrift.

Hof Den Bosch, 1 mei 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1609