Belanghebbende claimde te hoge voorbelasting om daarmee in het levensonderhoud van haar bestuurder te voorzien. Volgens de rechtbank is sprake van opzet en is de vergrijpboete van 50% terecht.
BV X heeft voor het eerste kwartaal 2008 € 1500 OB op aangifte teruggevraagd en voor de drie daaropvolgende kwartalen steeds € 2000. De bestuurder van X, mevrouw B, gaf tijdens een gesprek met de inspecteur aan dat de voorbelasting geen betrekking had op haar ondernemersactiviteiten. Zij heeft ten onrechte voorbelasting aangegeven omdat zij geld nodig had om van te leven. De vraag van de inspecteur of zij de Belastingdienst als een bank van lening heeft gebruikt, beantwoorde zij bevestigend. De inspecteur legde daarom een naheffingsaanslag op met een vergrijpboete van 50% van de nageheven belasting, oftewel € 3750. Ook bracht hij € 1051 heffingsrente in rekening.
In geschil is of de naheffingsaanslag en de boete terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
Volgens de rechtbank is de naheffingsaanslag en ook de boete terecht en juist opgelegd. X heeft geen facturen overgelegd en ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat aan haar in het naheffingstijdvak OB in rekening is gebracht die als voorbelasting voor aftrek in aanmerking komt. Uit de verklaringen van X volgt dat het X niet ging om teruggaaf van aan haar in rekening gebrachte belasting maar dat het haar te doen was om geld voor het levensonderhoud van B. Ter zitting heeft B verklaard dat zij de verklaring onder druk heeft afgelegd. De rechtbank legt dat betoog terzijde aangezien een vergelijkbare verklaring is opgenomen in een eerdere brief van X. X heeft met het indienen van deze aangiften verzocht om teruggaven waarvan zij wist dat die haar rechtens niet toekwamen. Daarom is het aan opzet van X te wijten dat haar ten onrechte teruggaven OB zijn verleend. De vergrijpboete van 50% is terecht.
Rechtbank Den Haag, 10 maart 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:4486