Gelden die voorzitter aan stichting onttrok terecht belast als inkomen

Volgens de rechtbank maakte de inspecteur aannemelijk dat de voorzitter van de stichting gelden had onttrokken aan het vermogen van de stichting. Er was sprake van resultaat uit overige werkzaamheden. De navorderingsaanslagen en de vergrijpboetes zijn terecht opgelegd.

De heer B is voorzitter van de Stichting X. Hij treedt naar buiten op als woordvoerder, sluit namens de stichting overeenkomsten af, heeft de beschikkingsmacht over de bankrekeningen van de stichting en doet daarvan betalingen. De inspecteur stelde een boekenonderzoek in bij X. Hij constateerde dat er bedragen waren overgeboekt van de rekening van X naar de rekening van B. Uit de bankafschriften bleek dat er contant geld is gepind in diverse casino’s in de nachtelijke uren. Uit de vermogensvergelijking die de inspecteur maakte, bleek een zeer laag dan wel negatief netto privé als de overboekingen en opnames van de rekening van X niet in aanmerking worden genomen in het eigen vermogen van B. De inspecteur merkte de onttrokken gelden aan als resultaat uit overige werkzaamheden en legde navorderingsaanslagen op.

In geschil is onder meer of de navorderingsaanslagen tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie volgt, dat door verduistering verkregen gelden zijn aan te merken als resultaat uit overige werkzaamheden. De verklaring van B dat hij op die (nachtelijke) momenten niet de mogelijkheid had om op een andere plaats contant geld te pinnen, verwerpt de rechtbank. Ook is niet gebleken dat de opnames in de casino’s in de boekhouding van X zijn verwerkt als schuld van B aan X. B stelde dat geen sprake was van een laag netto privé omdat hij geld had geleend van X. Daartoe overlegde hij geldleningsovereenkomsten aan de rechtbank. Uit de benaming van de overeenkomsten volgt echter dat het gaat om geldleningen voor X. Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat de geldleningsovereenkomsten geen inkomsten voor B opleveren, maar voor X. De rechtbank komt tot de conclusie dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat B als voorzitter de beschikkingsmacht heeft over de bankrekeningen van X en ten gunste van zichzelf bedragen heeft onttrokken aan het vermogen van X. Verder oordeelt de rechtbank dat de boete juist is opgelegd; er was sprake van opzet.

Rechtbank Gelderland, 5 juli 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3587