Had apotheker recht op aftrek voorbelasting van verbouwing?

De Hoge Raad oordeelt dat apotheker X recht heeft op aftrek voorbelasting van een
verbouwing. Dit ondanks het feit dat anderen baat hadden bij de verbouwing. De zaak wordt verwezen om de stelling van de inspecteur te beoordelen dat sprake is van misbruik van recht.

Vof X exploiteert een apotheek in een bedrijfspand dat zij en vijf huisartsen elk voor een deel hebben
gehuurd. Het pand is casco opgeleverd en is vervolgens verbouwd tot apotheek en huisartsenpraktijken.
De facturen voor de verbouwing zijn gericht aan X, die alle kosten betaalt en de BTW aftrekt. De inspecteur heft de voorbelasting na die betrekking heeft op de verbouwing en inrichting van de huisartsenpraktijken. Hij vindt dat de prestatie niet aan X is verricht, maar aan de huisartsen (die geen aftrekrecht hebben).  De rechtbank staat echter volledige aftrek toe en vernietigt de naheffingen.

Volgens het hof was naheffing terecht omdat de huisartsen de afnemers waren van de prestatie.  De werkzaamheden dienden alleen het belang van de huisartsen, en de werkzaamheden zijn ook uitgevoerd
conform hun wensen. Als al sprake zou zijn van prestaties voor X, dan zou nog geen recht bestaan of
aftrek. In dat geval zou namelijk sprake zijn van relatiegeschenken of andere giften, waarop het BUAvan toepassing is.
X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat een levering of dienst wordt verricht aan degene (in dit geval X) die de rechtsbetrekking aangaat met de leverancier of dienstverlener. Daaraan doet niet af dat anderen (de artsen) baat kunnen hebben bij de prestatie. Het hofoordeel geeft dus blijk van een onjuiste rechtsopvatting, of is zonder nadere motivering onbegrijpelijk. Ook blijkt niet dat sprake is van relatiegeschenken of giften. Dat de huisartsen gratis gebruikmaken van voorzieningen die X heeft betaald, houdt geen verband met de zakelijke verhoudingen tussen X en de artsen. De gedingstukken leiden tot de conclusie dat X de kosten voor haar rekening heeft genomen om haar omzet te bevorderen, met het oog op de afname van haar producten door derden (patiënten van de huisartsen).

De Hoge Raad verwijst de zaak voor behandeling van een andere stelling van de inspecteur, namelijk dat de structuur misbruik van recht oplevert. Het hof was aan deze stelling niet toegekomen, omdat het de inspecteur al op andere gronden gelijk had gegeven.

Hoge Raad, 1 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1173