Het hof vernietigt de navorderingsaanslag van de inspecteur. Er is geen sprake van een fout als bedoeld in art. 16, lid 2, onderdeel c AWR nu sprake is van een systeemfout die bij de inspecteur bekend was en niet is hersteld. Naar aanleiding van een brief van de gemachtigde over een onjuiste verliesverrekening legde de inspecteur navorderingsaanslagen IB 2008 en 2009 op. Hij stelt primair dat de brief is aan te merken als een nieuw feit dat voor de navorderingen is vereist. Subsidiair stelt hij dat sprake is van een kenbare fout op grond waarvan kan worden nagevorderd.
Geen sprake is van een nieuw feit
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat geen sprake is van een nieuw feit. De bedoelde brief bevat geen informatie welke de inspecteur niet bekend was of redelijkerwijs niet bekend had kunnen zijn. Het hof oordeelt verder over het begrip fout in de zin van art. 16, lid 2, aanhef en onderdeel c AWR. Voor wat betreft de fouten die in rechtsoverweging 7.5.3 zijn beschreven en gelet op de toelichting daarop van de inspecteur is volgens het hof sprake van systeemfouten die bij de inspecteur bekend waren in het door hem gebruikte automatiseringssysteem. Met betrekking tot die systeemfouten zijn geen toereikende maatregelen getroffen tot herstel of om de gevolgen ervan te vermijden. De kans op het achterwege blijven van correctiehandelingen was zo reëel en hing zozeer samen met de systeemfouten, dat dit achterwege blijven niet op zichzelf als de oorzaak van de foutieve aanslagen mag worden beschouwd. Het betoog van de inspecteur dat sprake is van een fout ten gevolge van de geautomatiseerde verwerking van aangiften moet derhalve worden verworpen. Dit leidt ertoe dat navordering niet mogelijk is.
Hof Den Haag, 17 februari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:317