Hoger beroep niet ontvankelijk na overlijden tijdens procedure

Het hof verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Belanghebbende overleed tijdens de procedure en de drie kinderen verklaarden geen belanghebbenden te zijn in deze procedure. Er was geen processueel belang meer. 

Mevrouw B was sinds 2004 weduwe en had drie kinderen. Zij heeft 2 kinderen benoemd tot haar erfgenamen van haar nalatenschap. Een dochter heeft zij uitgesloten als erfgenaam. B was het niet eens met enkele IB-aanslagen. Na de uitspraak van de rechtbank ging zij in hoger beroep. B overleed echter in 2015 terwijl de hofprocedure nog liep. De 2 kinderen hebben de nalatenschap verworpen. Alle drie de kinderen hebben het hof meegedeeld dat zij geen belanghebbenden zijn in deze procedure in hoger beroep.

Het hof overweegt dat de overledene geen belang heeft bij voortzetting van het geding in hoger beroep. De 3 kinderen hebben het hof desgevraagd bericht dat zij deze procedure in hoger beroep niet willen voortzetten. Het hof komt tot de conclusie dat de kinderen geen belanghebbenden zijn in deze procedure. Ook is het niet aannemelijk dat er onbekende belanghebbenden zijn die deze procedure zouden willen voortzetten. Het hof ziet er daarom vanaf om op de voet van art. 8:26, tweede lid, Awb in de Staatscourant of in een ander medium te doen aankondigen dat deze zaken bij het hof aanhangig zijn. Het processuele belang aan de beoordeling van deze hoger beroepen is komen te ontvallen, zodat deze niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

Hof Arnhem-Leeuwarden, 26 april 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3495