Hoofdfunctie van ‘kraanwagen’ was goederenvervoer; naheffing terecht

Het hof oordeelde dat de inspecteur terecht een naheffingsaanslag had opgelegd. De hoofdfunctie van de vrachtauto was die van goederenvervoer. De hijsfunctie was slechts een nevenfunctie. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

B exploiteert een laanbomenkwekerij en gebruikt in dat kader een vrachtauto. Deze vrachtauto is uitgerust met een kraan, die wordt gebruikt bij het vervoer en planten van de laanbomen. Met de kraan wordt de boom in het plantgat gezet en op zijn plaats gehouden, waarna het gat gedicht wordt en palen ter ondersteuning van de boom geplaatst worden. Op 2 controledata heeft B met de vrachtauto gebruik gemaakt van de autosnelweg. Omdat is vastgesteld, dat het weggebruik plaatsvond zonder dat vooraf op aangifte de BZM was voldaan, heeft de inspecteur naheffingsaanslagen met verzuimboeten opgelegd. B stelt dat de BZM wordt geheven van vrachtauto’s die uitsluitend zijn bestemd voor goederenvervoer. Zijn vrachtauto beschikt echter over een kraan en heeft dus naast een vervoersfunctie ook een kraanfunctie. Volgens de inspecteur is niet relevant of er naast de goederenvervoerfunctie ook nog sprake is van een nevenfunctie, zoals in dit geval het planten van bomen.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen met boeten terecht zijn opgelegd.

Evenals de rechtbank oordeelde het hof dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd voor het gebruik van de autosnelweg door de ‘kraanwagen’. Het begrip “uitsluitend bestemd voor goederenvervoer” moet uitgelegd worden aan de hand van de kenmerkende eigenschappen van de vrachtauto en niet aan de hand van het specifiek gebruik van de vrachtauto. De algemene geschiktheid van de vrachtauto is de goederenvervoersfunctie (hoofdfunctie) en niet de hijsfunctie (een nevenfunctie). B ging in cassatie.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond (art. 81, lid 1 RO).

Hoge Raad, 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:707