Advocaat-Generaal Niessen concludeert dat de inkomsten van de duiker die op 89 dagen reparatiewerkzaamheden aan een drijvende tankopslag in India heeft verricht in Nederland zijn belast.
A woont in Nederland. Hij heeft 89 dagen als duiker reparatiewerkzaamheden verricht aan een drijvende tankopslag in India. De drijvende tankopslag, een schip dat op een vaste locatie ligt, bevindt zich in de territoriale wateren van India. A verbleef die periode op dit schip en werkte op contractbasis. Voor de genoemde werkzaamheden was vooraf een contractsduur van 89 dagen overeengekomen. Volgens A zijn de inkomsten in India belast. Hij stelt dat hij beschikte over een “vast middelpunt” in India als bedoeld in art. 14 van het Verdrag met India.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of aan India het heffingsrecht toekomt o.g.v. art. 14 van het Verdrag tussen Nederland en India.
Volgens de A-G is het begrip vast middelpunt – dat thans in het OESO-modelverdrag niet meer voorkomt – niet gedefinieerd. Daarom is de context van art. 14 van het belastingverdrag Nederland-India van belang. Gelet op deze context komt de A-G tot het oordeel dat voor de aanwezigheid van een vast middelpunt niet voor alle gevallen de eis van een vaste minimumduur kan worden gesteld. De verdragsrechtelijke regeling impliceert eerder dat het aan de rechter is om van geval tot geval, alle omstandigheden in aanmerking nemend, dienaangaande een oordeel te vellen. De A-G is bovendien van oordeel dat hierbij als aanvullende regels kan gelden dat – gelet op de context – reparatie- en onderhoudsprojecten minder snel dan andere werkzaamheden een vast middelpunt opleveren, en dat een minimumperiode van zes maanden in de regel als voldoende duurzaam kan worden aangemerkt. In deze zaak, waarbij sprake is van eenmalige reparatiewerkzaamheden op projectbasis gedurende 89 dagen, ontbreekt de vereiste duurzaamheid.
Conclusie Advocaat-Generaal Niessen, 31 maart 2015, ECLI:NL:PHR:2015:399