Inspecteur mag voor redelijke schatting afwijken van bevindingen strafrechter

Het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de schatting van het inkomen door de inspecteur redelijk is. De inspecteur mocht daarbij afwijken van het vastgestelde voordeel door de strafrechter.

B is voor zijn betrokkenheid bij de kweek en verkoop van hennep strafrechtelijk veroordeeld. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is op basis van de opbrengstnormen uit het rapport BOOM van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie becijferd op € 189 000. Na inzage in dit rapport heeft de inspecteur navorderingsaanslagen opgelegd. Hij neemt hierbij hogere bedragen in aanmerking dan de de bedragen die door de strafrechter zijn bepaald.

Tussen partijen is in geschil of het belastbare inkomen uit werk en woning juist is vastgesteld. B stelt dat de schatting van de inspecteur niet redelijk is, nu deze afwijkt van de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de strafrechter.

Het hof oordeelt dat B de vereiste aangiften niet heeft gedaan. Hij heeft bewust aanzienlijke bedragen uit hennepinkomsten verzwegen. Dit betekent dat de bewijslast terecht is omgekeerd en verzwaard. Dat brengt mee dat het hoger beroep ongegrond wordt verklaard, tenzij gebleken is dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat B niet heeft doen blijken dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Dit oordeel is in hoger beroep niet bestreden. De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de inspecteur evenwel niet van zijn verplichting om door hem aangebrachte correcties niet naar willekeur vast te stellen. De belastingaanslagen moeten berusten op een redelijke schatting. B herhaalt in hoger beroep zijn betoog dat de schatting van de inspecteur niet redelijk is, nu deze afwijkt van de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals dat is vastgesteld door (de strafkamer van) het hof.  Deze omstandigheid brengt evenwel niet mee dat de schatting van de inspecteur onredelijk is. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen rechtsregel de inspecteur ertoe dwingt in dit kader aan te sluiten bij het oordeel van de rechter in de ontnemingsprocedure (vgl HR 27 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4122), alleen al omdat het in dat kader niet erom gaat of sprake is van een redelijke schatting.

Hof Arnhem-Leeuwarden, 27 januari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:639