De staatssecretaris heeft een beroepschrift in cassatie ingediend tegen het oordeel van het hof dat een participant in een scheepvaartfonds zijn participatie zonder IB-heffing mag inbrengen in een BV.
B heeft een participatie in een scheepvaartfonds. Doel van het fonds was de exploitatie van een schip. Na de oplevering van het schip heeft B zijn participatie ingebracht in een door hem opgerichte BV X. B verzocht de inspecteur om afgifte van een beschikking ingevolge art. 3.65 Wet IB 2001 op grond waarvan voor het berekenen van de winst uit onderneming in het jaar 2011, de in X ingebrachte onderneming niet wordt geacht te zijn gestaakt. De inspecteur wees dit verzoek af.
In geschil is of de inspecteur het verzoek om geruisloze inbreng terecht heeft geweigerd. Meer in het bijzonder is in geschil of B als deelnemer in het fonds over een bron van inkomen beschikt en, indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, of B een ondernemer is als bedoeld in art. 3.4 Wet IB.
De staatssecretaris heeft een beroepschrift in cassatie ingediend.