Leegwaarderatio geldt niet omdat economische waarde meer dan 10% lager was

Het hof oordeelt dat het IB-arrest van de Hoge Raad ook van toepassing is voor de erfbelasting. Belanghebbende maakt aannemelijk dat de waarde in het economische verkeer van een aantal verhuurde panden meer dan 10% afwijkt van de WOZ-waarden met toepassing van de leegwaarderatio.

De moeder van B overleed in 2010. B erfde enkele verhuurde panden met een totale WOZ-waarde voor 2010 van € 9 814 500. Hij wenst voor de erfbelasting uit te gaan van de getaxeerde waarde in het economisch verkeer per 1 januari 2009 ad € 4 005 000. B wijst daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2015 (zie bericht van 7 april 2015). De Hoge Raad oordeelde in dat arrest dat door een stapeling van forfaits in box 3 de aan te geven waarde volgens de leegwaarderatio van art. 17a UBIB niet geldt als de uitkomst in betekenende mate afwijkt van de werkelijke waarde op WOZ-waardepeildatum. De inspecteur corrigeerde de aangifte. Hij stelt dat genoemd arrest niet van toepassing is omdat geen sprake is van een stapeling van forfaits. De waarde bedraagt volgens hem € 5 945 214 op grond van art. 21, lid 8, SW in samenhang met art. 10a UBSW (leegwaarderatio).

In geschil is de waarde van de verhuurde onroerende zaken.

Volgens het hof is het arrest wel van toepassing. Uit dit arrest volgt dat met ‘de stapeling van forfaits’ (ook) de toepassing van de WOZ-waarde in combinatie met de leegwaarderatio wordt bedoeld. Ook voor de erf- en schenkbelasting wordt met ingang van 1 januari 2010 voor verhuurde woningen aangesloten bij de WOZ-waarde en de leegwaarderatio. B heeft daarom ook de mogelijkheid om aannemelijk te maken dat de waarde in het economisch verkeer op de waardepeildatum in betekenende mate afwijkt van de waarde uitgaande van de WOZ waarde en de leegwaarderatio. Volgens het hof heeft B aannemelijk gemaakt dat de waarde in het economische verkeer van een aantal panden meer dan 10% afwijkt van de waarde op basis van de WOZ-waarden met toepassing van de leegwaarderatio. B beroept zich in zoverre met succes op onverbindendheid van art. 10a UBSW.

Hof Amsterdam, 5 november 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4875

Noot: De inspecteur heeft een cassatievoorstel gedaan.