De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof dat de kosten die zijn gemaakt voor de aanschaf en het plaatsen van de mantelzorgwoning, geen aftrekbare uitgaven zijn wegens ziekte of invaliditeit.
Mevrouw A kocht in 2010 een mantelzorgwoning (zorgunit) omdat haar gezondheid verslechterde. De woning is geplaatst in de tuin van de woning van haar mantelzorger. Hiermee kon opname in een verzorgings- of verpleeghuis worden voorkomen. De gehele accommodatie is aangepast aan haar zorgsituatie. De totale kosten voor aanschaf en plaatsing van de mantelzorgwoning bedroegen € 184 258. Van de gemeente ontving A een bedrag van € 5815 op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning voor woningaanpassingen. Het ging om 50% van de aanschaffingskosten van een elektrische deuropener, een onderrijdbare wastafel met spiegel en een speciaal douchezitje. A wenst primair alle aanschaffingskosten in aftrek te brengen als specifieke zorgkosten. Subsidiair betoogt zij dat 15% van die aanschaffingskosten aftrekbaar zijn en meer subsidiair dat de eigen bijdrage voor de woningaanpassingen in aftrek moesten worden toegelaten. De inspecteur conformeerde zich aan het meer subsidiaire standpunt. Het hof heeft volgens dit meer subsidiaire standpunt beslist. A ging in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat een woning naar haar aard voorziet in de huisvestingsbehoefte van haar bewoner. De kosten die verband houden met de verwerving en het aanhouden van een woning kunnen daarom niet gerekend worden tot de uitgaven wegens ziekte of invaliditeit. Dit geldt ook voor een mantelzorgwoning, waarnaartoe een persoon verhuist omdat hij in die mantelzorgwoning minder dan in zijn voormalige woning gehinderd wordt door aantasting van zijn lichaamsfuncties als gevolg van ziekte of invaliditeit, en ook voor een mantelzorgwoning waarnaartoe een persoon verhuist omdat anderen daar beter voor hem kunnen zorgen.
Hoge Raad, 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2166