Het hof oordeelt dat de directeur en enig aandeelhouder de (nageheven) loonheffing op zijn (gebruikelijk) loon mag verrekenen in zijn IB-aangifte. De omstandigheid dat de naheffingsaanslagen niet zijn of worden betaald, doet daaraan niet af.
B is in 2010 directeur en enig aandeelhouder van X BV. X deed aanvankelijk over 2010 geen aangiften en/of betalingen loonheffingen. De inspecteur heeft X naheffingsaanslagen loonheffingen 2010 opgelegd. In zijn IB-aangifte 2010 gaf B een (gebruikelijk) loon aan van € 89 648 en € 36 194 aan ingehouden loonheffing. In 2012 doet X alsnog aangiften loonheffingen over 2010. De inspecteur legt de IB-aanslag 2010 op zonder verrekening van loonheffing. X diende een tweede vpb-aangifte 2010 in, waarin staat dat X over 2010 een bruto winstuitdeling van € 101 870 heeft gedaan, waarop € 15 280 aan dividendbelasting zou zijn ingehouden. De BV heeft de dividendbelasting niet aangegeven en evenmin betaald. De inspecteur legde aan B een IB-navorderingsaanslag 2010 op. Hierbij is € 86 590 – het netto bedrag van de winstuitdeling – aangemerkt als inkomen uit aanmerkelijk belang en is geen dividendbelasting als voorheffing in aanmerking genomen.
In geschil is of de aanslag en de navorderingsaanslag terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Het hoft overweegt dat niet in geschil is dat B in 2010 als bestuurder/directeur in dienstbetrekking werkzaam is geweest voor de BV. Er hebben geen reguliere salarisbetalingen plaatsgevonden en partijen zijn bij wijze van compromis een gebruikelijk loon overeengekomen, alsmede een netto winstuitdeling van € 86 590. Vaststaat dat de over het gebruikelijke loon verschuldigde loonheffing is nageheven van de BV. Daarmee is sprake van geheven loonheffing, welke niet als eindheffing is geheven (HR 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4142). Derhalve is deze loonheffing een voorheffing en komt zij voor verrekening in aanmerking, reeds omdat zij is nageheven (HR 26 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL2130). De omstandigheid dat de naheffingsaanslag niet is betaald, dan wel niet zal worden betaald, doet daaraan niet af. Anders dan de belastingplichtige in Hoge Raad 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM6686, heeft B het desbetreffende loon genoten. De dividendbelasting is volgens het hof niet verrekenbaar. Het hof acht niet aannemelijk dat dividendbelasting is ingehouden. De enkele vermelding van die inhouding in de jaarrekening is daartoe onvoldoende.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 16 juni 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4472