Navorderingsaanslagen zonder gesplitste boete en heffingsrente toch voldoende duidelijk door voorafgaande brief

Anders dan de rechtbank oordeelde het hof dat de verschuldigde bedragen aan belasting, boetes en heffingsrente voldoende duidelijk blijken uit de aanslagbiljetten in samenhang met de specificaties in de brief van de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroepschrift in cassatie ongegrond.

De inspecteur heeft aan B diverse navorderingsaanslagen opgelegd in verband met verwegen banktegoeden in het buitenland. In deze procedure was onder meer in geschil of de navorderingsaanslagen voldoende voortvarend waren opgelegd. Ook vond B dat de inspecteur de navorderingsaanslagen moest verminderen, omdat de inspecteur deze aanslagen had opgelegd in één totaalbedrag, dus inclusief de heffingsrente en boetes. In de correspondentie die daaraan vooraf ging, had de inspecteur de bedragen wel gesplitst in de belasting, heffingsrente en boetes. Op de aanslagbiljetten staat vermeld: “Voor de berekening van deze aanslag verwijs ik u naar de u toegezonden brief van de Belastingdienst”.

Navorderingsaanslagen

De rechtbank vernietigde de navorderingsaanslagen over 2001 en 2002, omdat deze niet voortvarend genoeg waren opgelegd. Verder verminderde de rechtbank de navorderingsaanslagen over 2003 en 2004 tot het te betalen bedrag aan IB, omdat op die aanslagbiljetten alleen totaalbedragen stonden vermeld en de drie beschikkingen (enkelvoudige belasting, de boete en de heffingsrente) niet afzonderlijk waren vermeld. Volgens de rechtbank waren er op deze wijze geen beschikkingen inzake heffingsrente en boetebeschikkingen tot stand gekomen. Zowel B als de inspecteur gingen in hoger beroep.

Het hof oordeelde dat de inspecteur de navorderingsaanslagen wel voldoende voortvarend had opgelegd. Verder oordeelde het hof dat de inspecteur B met zijn brief op de hoogte had gesteld van de verschuldigde bedragen aan IB en de bedragen van de boetes en heffingsrenten vóór dat B zijn navorderingsaanslagen ontving. De aanslagbiljetten moesten volgens het hof in samenhang met deze brief worden gelezen. Dit betekende dat in die aanslagen moest worden geacht besloten te liggen de navorderingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen, overeenkomstig de specificaties in en bij de brief van de inspecteur. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van B ongegrond verklaard (art. 81 RO).

Hoge Raad, 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:258