De Hoge Raad oordeelt dat de informatiebeschikkingen moeten worden vernietigd voor zover ze betrekking hebben op medewerking van belanghebbende die neerkomt op het mondeling of schriftelijk afleggen van een verklaring.
De inspecteur heeft B in 2012 informatiebeschikkingen gestuurd. Op eerdere verzoeken om informatie over haar bankrekeningen in het buitenland heeft B niet gereageerd. De gemachtigde heeft eind 2012 een verklaring van een dokter overgelegd, waarin staat dat B een herseninfarct heeft gehad. I.v.m. een dementieel beeld is zij niet meer in staat enige inhoudelijke vraag over haar financiën te beantwoorden. De inspecteur stelt dat B verplicht is de informatie over de bankrekeningen te verstrekken en dat terecht een informatiebeschikking is gegeven. Hij wijst erop dat B door middel van zaakwaarneming of onder curatele stelling wel in staat is de gestelde vragen te beantwoorden.
In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur de informatiebeschikkingen terecht heeft gegeven.
In een eerder arrest oordeelde de Hoge Raad onder meer dat het hof ten onrechte geen onderscheid had gemaakt in de aard van de in art. 47, lid 1, AWR voorziene medewerking die de inspecteur verlangde. De zaak werd verwezen. Het verwijzingshof handhaafde de informatiebeschikking, maar oordeelde dat het niet verstrekken van de informatie voor zover die neerkomt op het afleggen van een verklaring door B, niet tot omkering van de bewijslast kon leiden. In cassatie stelt B onder meer dat het hof de informatiebeschikkingen had moeten vernietigen of vervallen had moeten verklaren voor zover zij zien op mondelinge of schriftelijke verklaringen van B.
Volgens de Hoge Raad kan de rechter in de procedure over de informatiebeschikking oordelen over de omkering van de bewijslast. Dit neemt niet weg dat de vraag of de omkering van de bewijslast op haar plaats is ook (en eventueel opnieuw) aan de orde kan worden gesteld in de procedure over een belastingaanslag of beschikking die is opgelegd of gegeven nadat een op die aanslag of beschikking betrekking hebbende informatiebeschikking onherroepelijk is geworden. Het hof heeft overwogen dat het niet verlenen van medewerking die neerkomt op het mondeling of schriftelijk afleggen van een verklaring B niet kan worden aangerekend. Volgens de Hoge Raad had het hof de informatiebeschikkingen in zoverre moeten vernietigen en daarbij moeten vermelden op welke in die beschikkingen bedoelde verzoeken om informatie die vernietiging betrekking heeft.
Hoge Raad, 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:130