Omkering bewijslast
Anders dan het hof oordeelt de Hoge Raad dat de omkering en verzwaring van de bewijslast in dit geval niet mogelijk is nu de inspecteur geen informatiebeschikking had gegeven.
Na een boekenonderzoek bij B heeft de inspecteur IB-aanslagen 2006 en 2007 opgelegd met de dagtekeningen 28 december 2009 (2006) en 25 juni 2010 (2007). Ook legde hij een navorderingsaanslag over 2004 op met dagtekening 4 december 2009. Na bezwaar heeft de inspecteur de (navorderings)aanslagen bij uitspraken van 30 maart 2013 verminderd. Met betrekking tot de (navorderings)aanslagen heeft de inspecteur geen informatiebeschikkingen (art. 52a, lid 1, AWR) gegeven.
Voor het hof heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard wegens schending van de verplichtingen van art. 52 AWR, dan wel omdat de vereiste aangifte niet is gedaan. Het hof oordeelde dat voor omkering en verzwaring van de bewijslast niet nodig was dat de inspecteur een onherroepelijke informatiebeschikking heeft gegeven omdat de schending is voltooid voorafgaand aan het opleggen van de (navorderings)aanslagen. B ging in cassatie met het betoog dat de bewijslast niet kan worden omgekeerd en verzwaard zonder informatiebeschikking.
De Hoge Raad stelt vast dat de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de (navorderings)aanslagen zijn gedaan na 1 juli 2011. Dan kan, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2795, het niet-nakomen van de administratieve verplichtingen alleen leiden tot omkering en verzwaring van de bewijslast als een ter zake door de inspecteur gegeven informatiebeschikking onherroepelijk is geworden. Een dergelijke beschikking is niet gegeven. De uitspraak van het hof kan niet in stand blijven. De zaak wordt verwezen.
Hoge Raad, 15 januari 2015, ECLI:NL:HR:2016:37