Onverschuldigd bedrag terecht terugbetaald aan BVBA

Volgens de Hoge Raad had de BVBA nooit de bedoeling om Loonheffingen in te houden en afte dragen. Het bedrag dat de BVBA naar de Belastingdienst heeft gestort, is terecht aan de BVBA terugbetaald als niet verschuldigd. De directeur-grootaandeelhouder kon niet eisen dat het bedrag aan hem zou worden terugbetaald. 

Belanghebbende A woont in België en is directeur-grootaandeelhouder van de Belgische X BVBA. In 2011maakt A als werknemer van X bezwaar tegen de inhouding van € 120.000 loonheffingen over 2010. Deinhouding is gelijk aan het bruto jaarloon van A. Het bedrag is door X in termijnen overgemaakt aan deBelastingdienst. Bij de betalingen heeft X een vervallen LB-nummer vermeld, zodat de Belastingdienst handmatig naar een bestemming voor de ontvangen bedragen moest zoeken. In 2012 stort de Ontvanger het bedrag als onverschuldigde betaling terug aan X. Volgens A had het bedrag niet aan X maar aan hem moeten worden terugbetaald. Hij wil dat dat alsnog gebeurt. Het hof oordeelt dat het bedrag uiteindelijk, via de aandelen in X, in het vermogen van A is teruggevloeid. A is dus niet geschaad in zijn belangen. Een tweede uitbetaling zou leiden tot ongerechtvaardigde verrijking van A. Hij heeft geen recht op terugbetaling, en heeft dus geen financieel belang bij de procedure. Een en ander leidt echter niet tot een niet-ontvankelijkverklaring, gelet op de overige stellingen van A (die onder meer betrekking hadden op inzagerecht, hoorplicht en dwangsom) .

De Hoge Raad hecht belang aan een eerdere verklaring van A dat X een zo hoog mogelijk bedrag wilde storten om zo in elk geval geen naheffing LH te krijgen, zoals dat in het verleden nogal eens was gebeurd. De conclusie is dat X niet heeft beoogd een bedrag aan loonheffingen in te houden op loon van A, en af te dragen. X wilde gewoon een zo hoog mogelijk bedrag op een rekening van de Belastingdienst te storten, ongeacht de verschuldigdheid daarvan. De Belastingdienst heeft het geld terecht terugbetaald aan X en niet aan A. De inspecteur had het bezwaarschrift van A al niet-ontvankelijk moeten verklaren. Dat doet de Hoge Raad nu alsnog zelf, zodat de andere klachten van A ook niet aan bod komen.

Hoge Raad, 22 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1261