Opgewekt vertrouwen door telefonische ‘toezegging’; geen bijtelling privégebruik auto

De inspecteur moet de navorderingsaanslagen vernietigen. Belanghebbende maakte volgens het hof aannemelijk dat zijn handelwijze m.b.t. het privégebruik van de auto het gevolg is van een telefonische toezegging van de inspecteur.

B is directeur en enig aandeelhouder van BV X. Hij verricht als enig werknemer werkzaamheden voor de werkmaatschappijen van X. Vanaf 2008 heeft hij een auto van X tot zijn beschikking. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur vast dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de bijtelling voor het privégebruik van de auto. In de aangiften loonheffing heeft X over die jaren geen bijtelling voor privégebruik auto toegepast. Dit, omdat zij jaarlijks een factuur naar B stuurde voor de gereden privé kilometers. De inspecteur legde aan B navorderingsaanslagen op voor 2008 en 2009. B beroept zich echter op telefonische informatie van de inspecteur. Hij beweert dat de inspecteur telefonisch een toezegging heeft gedaan dat geen bijtelling voor privégebruik van de auto’s hoefde plaats te vinden mits hij de auto’s tegen commerciële tarieven huurde wanneer hij deze voor privéritten gebruikte. Volgens de rechtbank maakte B niet aannemelijk dat de inspecteur een toezegging heeft gedaan. B ging in hoger beroep.

In geschil is onder meer of sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel.

Het hof geeft B echter gelijk. Het hof is ervan overtuigd geraakt dat B op een consciëntieuze wijze verslag heeft gedaan van besprekingen met de Belastingdienst over deze en andere zaken. De aantekeningen van het telefonische gesprek met de medewerker van de Belastingdienst acht het hof van groot belang aangezien deze aantekeningen voldoende specifiek zijn in de zin dat ze zien op de bijtelling van het privégebruik van een ter beschikking gestelde auto. Het hof heeft geen aanleiding aan de authenticiteit van de aantekeningen te twijfelen. Tenslotte is het hof van oordeel dat B ter zitting op een geloofwaardige wijze zijn aantekeningen met betrekking tot deze kwestie heeft toegelicht. Ook hecht het hof belang aan het feit dat X en B sinds 2004 hebben gehandeld conform de door B gestelde toezegging. Deze toezegging is niet zo duidelijk in strijd met een juiste wetstoepassing is dat B op nakoming van die toezegging in redelijkheid niet mocht rekenen. Het hof verwerpt de stelling van de inspecteur dat er geen sprake kan zijn van een toezegging omdat deze niet in de systemen van de Belastingdienst is vastgelegd. Ook acht het hof niet van belang dat geen medewerker van de Belastingdienst zich een dergelijke afspraak kan herinneren. Overigens heeft de inspecteur volgens het hof de desbetreffende medewerker, die inmiddels met pensioen is, niet gevraagd of deze zich de toezegging kon herinneren.

Hof Arnhem-Leeuwarden, 2 juni 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3977