Originele handtekening niet vereist voor een afdoende machtiging

De Hoge Raad oordeelt dat art. 8:24 Awb, noch enige andere rechtsregel eist dat een schriftelijke machtiging moet zijn voorzien van een originele, met pen geplaatste, handtekening.

De gemachtigde van belanghebbende A ging in beroep bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de volmacht bij het beroepschrift niet voldeed aan de eisen. Het betrof een foto van een volmacht. De rechtbank verzocht de gemachtigde om een nieuwe machtiging die was voorzien van een originele handtekening (geen scan en geen kopie) van A. Aan dit verzoek is niet voldaan. Het beroep is vervolgens door de rechtbank niet‑ontvankelijk verklaard.

In verzet stelt A zich op het standpunt, dat de rechtbank ten onrechte een nieuwe machtiging heeft verlangd met een originele handtekening. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond. A ging in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat art. 8:24 Awb, noch enige andere rechtsregel eist dat een schriftelijke machtiging moet zijn voorzien van een originele, met pen geplaatste, handtekening. Dat de verstrekte, ondertekende machtiging een foto is van een origineel is op zichzelf geen grond om aan de geldigheid daarvan te twijfelen (vgl. ABRvS 11 januari 2017). De uitspraak van de rechtbank kan niet in stand blijven. De rechtbank moet het onderzoek voortzetten in de stand waarin het zich bevond.

Hoge Raad, 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:957