Anders dan de rechtbank oordeelt het hof dat het pand haar aard als woning niet heeft verloren door de (geringe) aanpassingen en het gebruik als advocatenkantoor. De overdrachtsbelasting bedroeg daarom 2% en geen 6%.
X BV kocht in 2012 een pand. Dit pand is in 1895 gebouwd als woonhuis en aanvankelijk als zodanig gebruikt. De afgelopen decennia was in dit pand een advocatenkantoor gevestigd. Het pand is daartoe aangepast. Het pand heeft in het vigerende bestemmingsplan zowel een woon- als een kantoorbestemming.
Overdrachtsbelasting
In geschil is of ter zake van de verkrijging het lage tarief van 2% voor woningen van toepassing is. Als het pand niet kwalificeert als woning bedraagt de overdrachtsbelasting 6%.
Volgens de rechtbank was het verlaagde tarief van 2% voor woningen in dit geval niet van toepassing. Het pand was bij de overdracht in gebruik en geschikt gemaakt voor een kantoorfunctie en was naar haar aard dus niet bestemd als woning. Het hof oordeelt anders. De woning is in 1895 als woning gebouwd. Het is dan de vraag of de aanpassingen ertoe hebben geleid dat de onroerende zaak haar aard als woning heeft verloren. Dit is volgens het hof niet het geval. Weliswaar zijn een aantal bouwkundige aanpassingen gedaan, maar die zijn niet zodanig dat daardoor het pand haar aard als woning heeft verloren. De indeling is ongewijzigd gebleven en er was ten tijde van de verkrijging sprake van een – zij het bescheiden – kookgelegenheid. Een bad en douche konden worden aangesloten op de bestaande leidingen. Het pand kon dus met zeer beperkte aanpassingen weer worden bewoond en is dus een woning gebleven. Het tussentijdse gebruik als kantoor doet daaraan niet af.
31 maart 2016 – De staatssecretaris heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 23 februari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1474