Reparatie auto van dochter telt mee voor aftrekpost levensonderhoud

Het hof oordeelt dat de vader zich redelijkerwijs gedwongen heeft kunnen voelen om de reparatiekosten te voldoen van de auto van zijn studerende dochter. Die kosten tellen daarom mee voor de berekening van de aftrekbare kosten van levensonderhoud. 

Vader B bracht in zijn IB-aangifte 2010 kosten van levensonderhoud in aftrek voor zijn thuiswonende, studerende dochter. Hij ondersteunde zijn dochter maandelijks met ongeveer € 250. Verder betaalde hij voor haar de kosten van levensmiddelen en voeding. Daarnaast was in september 2010 het stuurhuis van de auto van de dochter vervangen. B betaalde de reparatiekosten van ruim € 1000. Hij stelt dat de reparatie van de auto noodzakelijk was voor zijn dochter teneinde de twee studies die zij in 2010 volgde te kunnen afronden. Volgens de inspecteur gaat het om een incidentele uitgaaf die de dochter uit haar spaargeld of uit een tijdelijke financiering had kunnen voldoen.

Volgens het hof heeft B onweersproken gesteld dat zijn dochter de auto nodig had voor haar studies omdat zij daarvoor naar verschillende plaatsen in Nederland moest reizen. Met zijn verwijzing naar de spaarsaldo’s van de dochter in 2010 en zijn toelichting ter zitting dat het saldo in de loop van het jaar fluctueerde afhankelijk van de uitgaven die zij deed, heeft B aannemelijk gemaakt dat zijn dochter onvoldoende spaargeld had om de reparatiekosten te voldoen. Ook acht het hof door B aannemelijk gemaakt dat de dochter, als studente zonder vaste inkomstenbron, geen tijdelijke financiering voor de reparatie van de auto had kunnen sluiten. In die situatie heeft B zich redelijkerwijs gedrongen kunnen voelen de reparatiekosten te voldoen.

Hof Arnhem-Leeuwarden, 22 december 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9782