Revisierente over afkoop lijfrenteverzekering niet strijdig met Eerste Protocol EVRM

Volgens de Rechtbank is de revisierente niet in strijd met het Eerste Protocol bij het EVRM, noch met het gelijkheidsbeginsel. Ook een beroep op mogelijke toekomstige wetgeving heeft geen succes.

In de aanslag IB die A krijgt over 2012, zit een bedrag aan revisierente i.v.m. afkoop van een bancaire lijfrente. A bestrijdt de rechtvaardigheid van de revisierente met diverse stellingen (coulance, rechtsongelijkheid, beroep op toekomstige wetgeving). Geen van deze stellingen vindt gehoor bij de rechtbank.

Tot slot trekt A een parallel met de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 november 2015 (verhoging AOW-leeftijd naar 67 jaar leidt tot onevenredig zware last en is strijdig met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Tegen deze uitspraak is de SVB overigens in beroep gegaan). Volgens A is ook de revisierente in strijd met artikel 1 van het Protocol. Daarin staat dat iedereen recht heeft op het ongestoorde genot van zijn eigendom en dat die niemand zal worden ontnomen, behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.

Er staat echter ook dat deze bepalingen niet het recht van een Staat aantasten om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen te verzekeren. Volgens de rechtbank voldoet de revisierente aan alle eisen die de jurisprudentie van het EHRM stelt voor het toelaten van de aantasting van het eigendomsrecht. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep van A op artikel 1 van het Protocol, en verklaart zijn beroep ongegrond.

Rechtbank Gelderland, 19 januari 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:175