Rijksambtenaar met nevenactiviteiten maakt urencriterium niet aannemelijk

Volgens het hof maakte de rijksambtenaar niet aannemelijk dat hij naast zijn dienstbetrekking minimaal 1.225 uren aan zijn overige activiteiten heeft besteed. Hij heeft geen recht op zelfstandigen- en startersaftrek en MKB-winstvrijstelling.

B was fulltime in dienstbetrekking bij een ministerie. In 2010 en 2011 stelde zijn werkgever hem in de gelegenheid om zich gedurende 25% van zijn arbeidstijd te ontwikkelen als zelfstandige. In 2012 werkte hij weer voltijds bij zijn werkgever. Naast zijn dienstbetrekking ontwikkelde B digitale handhavingstools ten aanzien van internationale soortenbescherming van flora en fauna. Zijn omzet varieerde tussen 2010 en 2013 van € 7.556 tot € 12.168 en zijn winst van € 5.086 tot € 8.463. Ook in de jaren daarna was er positief resultaat. B verwacht in 2017 geheel zelfstandig te kunnen werken. In zijn IB-aangifte 2011 claimde hij de zelfstandigen- en startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Zijn gewerkte uren hield hij bij in een agenda en kwam daarbij uit op 1.312 uren. De inspecteur stelt dat sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden en geen winst uit ondernemerschap. B ging in beroep. De rechtbank verklaarde zijn beroep gegrond. De inspecteur ging in hoger beroep en B in incidenteel hoger beroep.

In geschil is of het resultaat uit de activiteiten kwalificeert als winst uit onderneming en zo ja, of B recht heeft op de winstfaciliteiten.

Ter zitting heeft de inspecteur zijn hoger beroep voorwaardelijk ingetrokken, en wel voor het geval in rechte komt vast te staan dat B niet aan het urencriterium voldoet voor de toepassing van de zelfstandigenaftrek. Gelet op zijn dienstbetrekking mag volgens het hof van B een gedegen onderbouwing worden verwacht dat hij aan zijn andere activiteiten minimaal 1.225 uur had besteed. In zijn urenoverzicht waren die activiteiten in hele uren vermeld. Het hof vindt dat niet aannemelijk. De overzichten worden ook onvoldoende ondersteund door stukken waaruit de omvang van de werkzaamheden volgt. De omzet was zeer laag in verhouding tot het gestelde aantal bestede uren, ook indien ermee rekening wordt gehouden dat niet alle gewerkte uren in hetzelfde jaar tot baten zullen hebben geleid. Het hof wil wel aannemen dat B veel tijd heeft gestoken in zijn activiteiten, maar acht hem er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat het aantal daaraan bestede uren ten minste 1.225 heeft bedragen.

Hof Arnhem-Leeuwarden, 20 september 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7589