Rondleiding in stadion is geen bezoek aan museum

In deze 2e verwijzingszaak oordeelt het hof dat de tours in het stadion niet (deels) kwalificeren als museumbezoek. Het verlaagde tarief is hierop dan ook niet van toepassing. 

X CV exploiteert een multifunctioneel gebouwencomplex, bestaande uit een stadion met daarbij behorende voorzieningen. In het complex is ook een museum gehuisvest van de voetbalclub. X verhuurt het stadion aan derden voor het houden van sportwedstrijden en daarnaast incidenteel voor optredens door kunstenaars. Verder verzorgt X tegen vergoeding rondleidingen (tours) op tijden waarop in het stadion geen evenementen plaatsvinden. Het museum geeft een overzicht van de geschiedenis van de voetbalclub. Het is niet mogelijk het museum zonder deelname aan de tours te bezoeken. Hof Amsterdam heeft in het eerste geding in cassatie onbestreden, geoordeeld dat de tours tezamen met het museumbezoek als één dienst moet worden beschouwd. Verder oordeelde het hof dat sprake is van het verlenen van toegang tot een openbaar museum of een openbare verzameling als bedoeld in letter c van post b.14 van tabel I bij de Wet, waarop het verlaagde OB-tarief van toepassing is.

Het hof beschouwt de tours als één ondeelbare prestatie bij de beantwoording van de vraag of op die prestatie hetzij het normale tarief, hetzij het verlaagde tarief van toepassing is. Niet aannemelijk is volgens het hof dat buiten het museum een collectie van goederen was bijeengebracht die niet behoort tot de gebruiksvoorwerpen. Het hof volgt de mening van partijen dat in het museum een collectie goederen was bijeengebracht die voldeed aan het museumbegrip voor omzetbelastingdoeleinden. Dit leidt volgens het hof niet tot de gevolgtrekking dat ter zake van de tours sprake is van het verlenen van toegang tot een museum. Daarvoor is immers vereist dat de toegang tot het stadion in het kader van de tours in hoofdzaak strekt tot het bezichtigen van het museum. Volgens het hof heeft X dit niet aannemelijk gemaakt. Veeleer is aannemelijk dat de toegang tot het museum een ondergeschikt onderdeel was van de tours. Het hof volgt X ook niet in haar opvatting dat de tours soortgelijk zijn aan het verlenen van toegang tot een museum en daarom, gezien het beginsel van fiscale neutraliteit, dienovereenkomstig moeten worden behandeld. Tot slot is het hof het ook niet eens met de stelling van X dat de tours al dan niet gedeeltelijk, kwalificeren als dienstverlening soortgelijk aan het verlenen van toegang tot attractieparken etc. in de zin van post b.14, letter g, van tabel I bij de Wet.

Hof Den Bosch, 16 juli 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2687