Taxiregeling terecht toegepast; naheffingsaanslag vernietigd

Het hof oordeelt dat het boekenonderzoek van de inspecteur naar de juistheid van de BPM-teruggaven te beperkt was. Belanghebbende heeft recht op de taxivrijstelling. De naheffingsaanslag wordt vernietigd.

Taxiregeling

B exploiteert een taxibedrijf met 4 auto’s. Het vervoer betreft hoofdzakelijk schoolvervoer en luchthavenvervoer. Bij aankoop van de auto’s is voor deze auto’s om teruggaaf verzocht en verleend van BPM op grond van de taxiregeling. Daarop bestaat recht als de auto (nagenoeg) geheel wordt gebruikt voor taxivervoer. Na een bedrijfsbezoek in 2011 zijn geen onregelmatigheden geconstateerd en was er geen reden om B ‘bij te sturen’. In 2013 stelde de inspecteur een boekenonderzoek in om te beoordelen of de teruggaaf BPM terecht was verleend. Dat was volgens de inspecteur niet het geval, omdat de rittenadministraties nogal wat onvolkomenheden bevatten. Hij legde een naheffingsaanslag op voor 3 van de 4  auto’s. B ging in (hoger) beroep.

B overlegde ter zitting lijsten van een dag-administratie die naast de rittenadministratie waren bijgehouden. Het hof wijst het verzoek om die lijsten te beoordelen af. B had die lijsten al in een veel eerder stadium kunnen inbrengen. Het is in strijd met de beginselen van een goede procesorde, door dit nu pas te doen. Het hof komt echter tot de conclusie dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Het boekenonderzoek is van zeer korte duur geweest en beperkt van omvang. Alleen de rittenadministratie is gecontroleerd. De controlerende ambtenaar is niet op het (bewijs)aanbod van B ingegaan om de informatie uit de computerbestanden in onderlinge samenhang te bezien met de rittenstaten. De controlerende ambtenaar en de Inspecteur hebben zich volgens het hof ten onrechte beperkt tot de rittenstaten. Dit klemt des te meer, omdat B vrij is in zijn keuze om het vereiste bewijs te leveren. Met hetgeen B heeft verstrekt, dan wel heeft willen verstrekken, wordt B geacht voldoende te hebben aangevoerd om zich van zijn bewijsopdracht te kwijten.

Hof Den Bosch, 13 juli 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3227