Vergoeding volgens beëindigingsovereenkomst is loon

Werkneemster en werkgever sluiten een beëindigingsovereenkomst voor de dienstbetrekking. De werkneemster ontvangt op basis van deze overeenkomst een vergoeding bij ontslag. Ze is van mening dat het een om vergoeding voor geleden immateriële schade gaat en dus onbelast is. Rechtbank Zeeland-West Brabant en Hof Den Bosch zijn het hier niet mee eens.

Na een mishandeling door een cliënt op het werk vertroebelt de arbeidsrelatie tussen werkgever en werkneemster. Dat leidt uiteindelijk tot een beëindigingsovereenkomst waarin beide partijen zich kunnen vinden.

In de beëindigingsovereenkomst is een bruto-ontslagvergoeding afgesproken als aanvulling op een eventueel lager salaris of uitkering. Volgens vaste jurisprudentie is een vergoeding wegens ontslag loon uit dienstbetrekking, behalve als de vergoeding geen of onvoldoende verband houdt met de dienstbetrekking.

Het hof is met de rechtbank van oordeel dat uit de beëindigingsovereenkomst blijkt dat de vergoeding is bedoeld als aanvulling op een lagere uitkering of een – bij een andere werkgever – lager te verdienen salaris. Daarnaast zijn hof en rechtbank van mening dat de vergoeding niet is aan te merken als een voordeel dat naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als loon wordt ervaren.

Hof ’s-Hertogenbosch: Zie ECLI:NL:GHSHE2018:878

Rechtbank Zeeland-West Brabant: Zie ECLI:NL:RBZWB:2016:7483