Voorziening voor terugkooprecht niet mogelijk

Het hof oordeelde dat belanghebbende geen voorziening mocht vormen in verband met zijn terugkooprecht. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond. 

B kocht in mei 2007 een perceel grond voor € 1.100.000. In juni 2007 verkocht hij het perceel door aan BV X voor € 2.926.625. X wilde op het perceel een supermarkt realiseren. In de overeenkomst met X is een terugkoopclausule opgenomen voor het geval de noodzakelijke bestemmingswijziging niet doorging. De inspecteur heeft het transactievoordeel bij B aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.

Hof Den Bosch oordeelde dat B voor de helft (de terugkoopverplichting) van het behaalde transactievoordeel winstneming kon uitstellen. Voor de andere helft was de winst belast. De Hoge Raad verklaarde in 2012 het beroep in cassatie van B ongegrond. De gemeente heeft in 2010 aan X geen toestemming verleend voor de realisatie van de beoogde supermarkt. De curator van X heeft een beroep gedaan op de terugkoopclausule. B slaagde er (nog) niet in het perceel aan een derde partij te verkopen. Hij nam in 2010 een voorziening op van € 895.452 in verband met het terugkooprecht. De inspecteur weigerde die voorziening. Het hof toetst aan de criteria van het Baksteen-arrest en oordeelde dat geen voorziening kan worden gevormd. Een eventueel negatief resultaat als gevolg van de terugkoop van het deel waarvoor B slechts een terugkooprecht heeft, kan niet eerder in aanmerking worden genomen dan op het moment dat hij daadwerkelijk tot terugkoop overgaat. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van B zonder nadere motivering ongegrond verklaard (art. 81 RO).

Hoge Raad, 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:55