Vorming HIR toegestaan bij voornemen tot de aankoop van grond met dezelfde economische functie

De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende een herinvesteringsreserve (hir) kan vormen voor de gecorrigeerde boekwinst die is behaald bij de verkoop van de grond aan zijn kinderen onder voorbehoud van het recht van pacht. Wel moet het verwijzingshof onderzoeken of er een voornemen tot herinvestering bestond voor de aankoop van grond met eenzelfde economische functie.

B heeft met zijn echtgenote een akkerbouwonderneming in maatschapsverband. In 2004 verzocht B de inspecteur om een minnelijke taxatie van een deel van zijn akkerbouwgrond in het kader van een overdracht aan zijn zoons. De waarde van dit perceel in verpachte staat is in een vaststellingsovereenkomst met de inspecteur bepaald op € 362.000. In 2005 is het perceel onder voorbehoud van pacht geleverd aan de zoons voor € 362.000. B en zijn echtgenote hebben in de periode 2004-2009 akkerbouwgrond aangekocht. Bij het opleggen van de IB-aanslag 2005 heeft de inspecteur de verkoopprijs voor het perceel gecorrigeerd tot € 1.813.340, zijnde de waarde in het economische verkeer vrij van pacht.

Het hof heeft onder meer geoordeeld dat de winst behaald met de vervreemding van het perceel kan worden toegevoegd aan een hir. Het hof heeft daarbij overwogen dat daaraan niet afdoet dat B bij de verkoop van de grond het recht van pacht heeft voorbehouden. De staatssecretaris ging in cassatie.

De Hoge Raad is het eens met het hof dat ook voor zover de boekwinst toerekenbaar is aan de correctie van de verkoopprijs, deze mag worden toegevoegd aan een hir. De Hoge Raad wijst daarbij op zijn arrest van 16 september 2016. Voor het vormen van een hir is voldoende dat B op 31 december 2005 het voornemen had een bedrijfsmiddel aan te schaffen met, aangezien grond een bedrijfsmiddel is waarop niet pleegt te worden afgeschreven, eenzelfde economische functie als de vervreemde grond. Het hof heeft geoordeeld dat aan het vormen van een hir niet afdoet dat B bij de verkoop van de grond het recht van pacht heeft voorbehouden. Indien het hof hierbij ervan is uitgegaan dat onder alle omstandigheden de te verwerven landbouwgronden eenzelfde economische functie binnen de onderneming van B zullen hebben als de onder voorbehoud van een pachtrecht verkochte grond, getuigt zijn oordeel van een onjuiste rechtsopvatting. Als het van de juiste rechtsopvatting is uitgegaan, behoefde zijn oordeel een nadere motivering, die ontbreekt. De Hoge Raad verwijst de zaak voor een onderzoek naar de vraag of bij B op de balansdatum van dit jaar een voornemen tot herinvestering aanwezig was.

Hoge Raad, 16 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2081