In geval van co-ouderschap kunnen beide ouders recht hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). De zorg voor het kind moet dan gelijkelijk verdeeld zijn tussen beide ouders. Met ingang van 1 januari 2021 is de invulling van deze norm gewijzigd.
De Hoge Raad heeft op 13 maart 2020 beslist dat het van belang is dat beide ouders de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen op basis van een ‘duurzaam ritme’. Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad is artikel 44b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 met ingang van 1 januari 2021 aangepast.
Ouders hebben nu recht op de IACK als het kind, in een binnen het kalenderjaar doorgaans repeterend ritme, ten minste 156 dagen per kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft.
Als niet het hele kalenderjaar, maar wel ten minste 6 maanden, sprake is van co-ouderschap, wordt de voorwaarde van 156 dagen tijdsevenredig verminderd. Hiervan is sprake als de co-ouderschapsregeling vóór 1 juli tot stand komt of na 1 juli eindigt.
Deze invulling van de norm past de Belastingdienst ook toe op belastingjaren waarvan de aanslag op 13 maart 2020 nog niet onherroepelijk vaststond.
Oude situatie
Tot 1 januari 2021 was het zo dat het kind tegelijkertijd tot het huishouden van beide ouders behoorde, als het doorgaans ten minste 3 gehele dagen per week in elk van beide huishoudens verbleef.
Meer informatie