Woning naast bedrijfshal was keuzevermogen

De rechtbank oordeelt dat de ondernemer in dit geval zijn woning naast de bedrijfshal terecht als keuzevermogen heeft aangemerkt en tot zijn ondernemingsvermogen heeft gerekend. Hieraan doet niet af dat de woning 3 jaar later naar privé is overgebracht bij de inbreng van de onderneming in de BV.

B en zijn echtgenote runnen sinds 2006 een bouwbedrijf. In 2009 kochten zij een woning met een bedrijfshal voor € 650.000. De bedrijfshal lag op ongeveer tien meter van de woning. Voorheen werden de bedrijfsactiviteiten uitgevoerd in een loods die was gelegen op een ander adres dan het (toenmalige) woonadres. De woning is in 2010 voor een bedrag van € 77.298 verbouwd. In de woning is één kamer in gebruik als kantoor voor de onderneming. B rekent ook de woning tot zijn ondernemingsvermogen. In 2012 brengt het echtpaar de onderneming in een BV in. De woning wordt daarbij naar privé overgebracht. Bij de aanslagregeling over 2010 rekent de inspecteur de woning tot het verplichte privévermogen.

keuzevermogen of verplicht privévermogen?

In geschil is de vraag of de woning kwalificeert als keuzevermogen of dat sprake is van verplicht privévermogen.

De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat de kantoorruimte in de woning minder dan 10% van de inhoud van de woning bedraagt, zodat dit gebruik op zichzelf een onvoldoende omstandigheid is om de woning als keuzevermogen te etiketteren (vgl. Hof Arnhem, 30 maart 2004, ECLI:NL:GHARL:AO8163). De rechtbank komt tot de conclusie dat sprake is van keuzevermogen en dat B de grenzen van de redelijkheid niet heeft overschreden door de woning als ondernemingsvermogen te etiketteren. B voerde diverse zakelijke argumenten aan, zoals het houden van toezicht, het in ontvangst nemen van goederen buiten werktijd en het te woord staan van klanten, leveranciers en werknemers. De rechtbank ziet in deze argumenten – anders dan de inspecteur – een belang van meer dan bijkomstige aard voor de onderneming. Ook is aannemelijk dat de woning is gekocht met het oogmerk deze te gebruiken ten dienste van de onderneming. Of de woning splitsbaar is van de bedrijfshal en eenvoudig zelfstandig rendabel is te maken, is dan volgens de rechtbank niet meer van belang. De rechtbank volgt de inspecteur ook niet in zijn stelling dat sprake is van fraus legis in verband met de inbreng in de BV en het overbrengen van de woning naar privé. Het staat een belastingplichtige vrij om in overeenstemming met de wettelijke bepalingen de fiscaal voordeligste weg te kiezen. Van gekunsteldheid of belastingverijdeling is niet gebleken.

Rechtbank Gelderland, 5 april 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:1800