Woning was geen dienstwoning en 2e woning geen eigen woning

Het hof oordeelt dat geen sprake is van een dienstwoning. De (2e) woning die belanghebbende aanhield voor het geval haar dienstbetrekking werd beëindigd, kwalificeert niet als een eigen woning. 

Mevrouw A is in dienstbetrekking werkzaam bij BV X, eerst als manager backoffice later als directeur. Zij woonde in 2008 en 2009 met haar partner op het adres E. Die woning was eigendom van haar werkgever X die ook een deel van de woning in gebruik had. In die jaren bleef A ingeschreven staan op het adres F. Die woning hield zij aan voor het geval de dienstbetrekking bij X stopte. In haar IB-aangifte merkt zij de woning te F aan als eigen woning in de zin van art. 3.111 Wet IB. De woning te E is volgens haar een dienstwoning (art. 33, lid 1, aanhef en onderdeel a van de Uitv reg LB), zodat ter zake van het genot van die woning niet meer dan 18% van haar loon uit dienstbetrekking in aanmerking mag worden genomen. A brengt haar betaalde vergoeding aan X in aftrek en ook de ‘betaalde’ vergoeding door haar partner van € 18 000.

In geschil is onder meer of sprake is van een dienstwoning voor de woning te E en van een eigen woning op het adres F.

Het hof overweegt dat van een dienstwoning sprake is in een situatie waarin de werknemer zijn werkzaamheden vanuit een ter beschikking gestelde woning moet verrichten en redelijkerwijs niet kan afzien van gebruik van de ter beschikking gestelde woning. A maakt volgens het hof niet aannemelijk dat de werkzaamheden die zij in haar functie verrichtte van zodanige aard waren dat deze vanuit de woning moesten worden verricht. De woning is dus geen dienstwoning. Het voordeel dat A geniet vanwege het gebruik van de woning moet worden gesteld op de huurwaarde in het economisch verkeer van de woning. De inspecteur heeft die huurwaarde terecht gesteld op een bedrag van € 31 327. De betalingen door de partner komen niet in aftrek. A heeft volgens het hof daarvan nog niet het begin van enig bewijs geleverd. Verder oordeelt het hof dat de woning te F niet als eigen woning kwalificeert. A maakt niet aannemelijk dat die woning was bestemd voor duurzame bewoning door haarzelf of door personen die tot haar huishouden behoorden. Daaraan doet niet af dat zij de woning aanhield voor het geval haar dienstbetrekking zou worden beëindigd.

Hof Den Bosch, 29 oktober 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4390