Geen aftrek voor dieetkosten en extra kosten beddengoed

Het hof oordeelt dat de inspecteur terecht de aftrek van dieetkosten heeft geweigerd. Ook is de aftrek terecht geweigerd voor de extra kosten van beddengoed door bedplassen van vijf kinderen.

B is gehuwd en met haar echtgenoot hebben zij vijf nog thuis wonende kinderen. In hun IB-aangiften 2010 en 2011 brachten zij specifieke zorgkosten in aftrek. Hiertoe behoorde een aftrekbedrag voor dieetkosten en een aftrekbedrag van € 300 per gezinslid voor de extra kosten van beddengoed. Het beddengoed van alle gezinsleden moest volgens haar vaker worden gewassen vanwege diverse ziektes, waaronder bronchitis, allergie en bedplassen van alle kinderen. Die aangiften zijn geautomatiseerd afgedaan. Na onderzoek van die aftrekposten in de IB-aangifte 2012 heeft de inspecteur over 2010 en 2011 navorderingsaanslagen opgelegd. Volgens de inspecteur heeft B geen recht op deze aftrekposten.

Het hof oordeelt dat B niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar echtgenoot in 2010 en 2011 op medisch voorschrift een dieet heeft gevolgd. De dieetverklaringen zijn door haar echtgenoot in het Nederlands ingevuld en daarna opgestuurd naar een arts in Marokko die de verklaring ondertekende. Het is niet te controleren of die arts de inhoud van de verklaring daadwerkelijk volledig begrijpt en onderschrijft. Ook kunnen de dagtekeningen in 2011 en 2012 niet juist zijn aangezien de echtgenoot de verklaringen pas op verzoek van de inspecteur in 2013 heeft opgevraagd.

Het hof komt vervolgens tot de conclusie dat de inspecteur de aftrek voor de extra kosten van beddengoed voor de kinderen terecht heeft geweigerd. Om hiervoor in aanmerking te komen, is vereist dat de extra kosten worden opgeroepen door langdurige ziekte of invaliditeit. Het is normaal dat jonge kinderen in bed plassen en dit leidt niet tot extra uitgaven voor bewassing van beddengoed in vergelijking met andere gezinnen van dezelfde samenstelling. Tot de gedingstukken behoren verklaringen van de huisarts voor twee zonen voor de aanvraag van een plaswekker. Deze verklaringen zijn afgegeven in november 2014 en zeggen niets over de situatie in 2010 en 2011. Het ligt, gelet op de veelvuldige contacten tussen de gezinsleden en zorgverleners, niet voor de hand dat B haar twee zonen jarenlang in bed laat plassen en dit probleem pas in 2014 aan de huisarts wordt voorgelegd.

Hof Arnhem-Leeuwarden, 23 augustus 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6728