Inkomsten als gastouder voor kleinkinderen geen winst uit onderneming

Het hof oordeelt dat de inkomsten van belanghebbende als gastouder voor haar 3 kleinkinderen niet kwalificeren als winst uit onderneming, maar als resultaat uit overige werkzaamheden. Zij heeft daarom geen recht op de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. 

Mevrouw B sloot in 2007 een overeenkomst van bemiddeling met (erkend) gastouderbureau X. Op dezelfde datum sloot zij met haar zoon een gastouderovereenkomst. Tot en met december 2011 was zij op 4 dagen per week gastouder voor haar drie kleinkinderen. In 2010 ontving B voor haar werk als gastouder via X een vergoeding van € 10.648. In haar IB-aangifte 2010 gaf zij dit bedrag aan als winst uit onderneming. Zij bracht daarop kosten in mindering en ook claimde zij de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Volgens de inspecteur is geen sprake van winst uit onderneming, maar van resultaat uit overige werkzaamheden. In dat geval heeft B geen recht op de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling.

In geschil is het antwoord op de vraag of de inkomsten als gastouder kwalificeren als winst uit onderneming of als resultaat uit overige werkzaamheden.

Het hof is het eens met de inspecteur en de rechtbank. De inkomsten van B kwalificeren niet als winst uit onderneming, maar als resultaat uit overige werkzaamheden. B had slechts één opdrachtgever en liep slechts een gering risico dat het gastouderbureau de declaraties niet zou voldoen. Ook de kans dat zij vanwege ondeugdelijke opvang aansprakelijk zou worden gesteld door haar zoon acht het hof verwaarloosbaar. De investeringen, opbrengsten en kosten waren relatief gering. De netto-opbrengsten zijn elk jaar onttrokken aan het vermogen van de vermeende onderneming. B trad uitsluitend op als gastouder voor haar kleinkinderen en deed op geen enkele wijze aan acquisitie. In dat geval is geen sprake van een onderneming.

Hof Den Bosch, 18 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:533