Kosten voor beleggingsdienstverlening bij lijfrentebeleggingsrekening

Op 14 februari 2020 heeft de kennisgroep Verzekeringsproducten en Assurantiebelasting van de Belastingdienst de vraag beantwoord welke kosten van beleggingsdiensten ten laste mogen komen van het saldo van een lijfrentebeleggingsrekening. Als het gaat om ‘kosten voor beleggingsdienstverlening’ sluit de Belastingdienst aan bij de definitie van dit begrip van de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

lijfrentebeleggingsrekening

Heeft u sinds 1 januari 2017 een gefaciliteerde lijfrentebeleggingsrekening bij een beleggingsonderneming, waarop een geldsaldo wordt aangehouden? U mag de verschuldigde kosten voor beleggingsdienstverlening op dit saldo in mindering brengen. Antwoord op de vraag om welke kosten het hierbij gaat leest u hierna.
 
Definities van de kosten
Voor de definitie van ‘kosten van beleggingsdiensten’ sluit de Belastingdienst aan bij de definities die de AFM hanteert in het rapport ‘Onderzoek kosten van beleggingsdienstverlening’ van november 2012.
 
De kosten die u op het geldsaldo in mindering mag brengen zijn:
  • all-in tarief
  • beheervergoeding
  • adviesvergoeding
  • abonnementskosten
  • inlegkosten
  • performance fee
  • transactiekosten
  • bewaarloon
  • beheerhandelingen
  • fondskosten door ‘lopende kosten’
  • fondskosten door transactiekosten in het fonds
  • op- en afslagen beleggingsfondsen                                              
Let op!
Onder ‘kosten van beleggingsdiensten’ vallen niet de kosten voor financieel advies en/of kosten voor nazorg- of serviceabonnementen. Mochten deze kosten zijn begrepen in één van de hiervoor opgesomde kostencategorieën, dan moeten deze daaruit worden gehaald.
 
Pensioentekort-lijfrenten
De Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) kent 2 fiscale faciliteiten voor zogenoemde ‘pensioentekort-lijfrenten’:
  • een faciliteit waarbij het recht bestaat op aftrek van bedragen op een box 1-lijfrente;
  • een fiscale faciliteit die de netto aanspraak op lijfrente in box 3 vrijstelt.
Hoofdregel
Om gebruik te kunnen maken van één van deze faciliteiten, moeten de voor een lijfrente te betalen bedragen verschuldigd zijn aan een volgens de Wet IB 2001 toegelaten lijfrenteaanbieder. Deze zijn allemaal opgesomd in de artikelen 3.126 Wet IB 2001 en 3.126a Wet IB 2001.
 
Let op!
Als het lijfrenteproduct is afgesloten bij een aanbieder die niet voorkomt in de wettelijke opsomming, kan u in principe geen gebruikmaken van genoemde fiscale faciliteiten.
 
Uitbreiding van de hoofdregel
Met ingang van 1 januari 2017 zijn beleggingsondernemingen aan de lijst met toegelaten aanbieders toegevoegd. Deze beleggingsondernemingen kunnen beleggingsrekeningen aanbieden waaraan fiscaal-gefaciliteerde lijfrenteproducten zijn gekoppeld.