De naheffing die een thuiszorgorganisatie kreeg van de Belastingdienst voor het privégebruik van auto’s door medewerkers, is geen schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat heeft de Hoge Raad geoordeeld in een recente uitspraak.
Werknemers van een thuiszorgorganisatie mogen voor het bezoeken van patiënten gebruik maken van 1 van de 9 auto’s van de organisatie. De werknemers mogen de auto’s niet privé gebruiken. De werkgever houdt voor de auto’s geen kilometeradministratie bij.
De inspecteur is van mening dat de thuiszorgorganisatie de auto’s aan haar werknemers ter beschikking heeft gesteld. Verder is niet aangetoond dat de auto’s voor niet meer dan 500 km op jaarbasis privé werden gebruikt. Hij legt een naheffingsaanslag op.
De thuiszorgorganisatie kan zich niet vinden in het oordeel van het hof dat de auto’s ter beschikking hebben gestaan aan de medewerkers. Daarnaast doet belanghebbende een beroep op schending van artikel 1 EVRM.
Van de Hoge Raad krijgt de thuiszorgorganisatie geen gelijk. De medewerkers konden zelf bepalen wanneer zij een auto wilden gebruiken en controle op privégebruik was er nauwelijks.
Gelet op de ruime beoordelingsmarge die de wetgever heeft, is geen sprake van strijdigheid met art. 1 ERVM. Er is geen sprake van een buitensporige last, ontstaan als gevolg van bijzondere feiten of omstandigheden.
Hoge Raad, 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:964