Inspecteur voegt herinvesteringsreserve terecht toe aan de winst

De rechtbank oordeelt dat X BV niet aannemelijk maakt dat de herinvesteringsvoornemens op concernniveau aan haar zijn toe te rekenen.

X BV is onderdeel van een groter concern. De activiteiten van het concern bestaan uit het beleggen in te verhuren onroerende zaken. De activiteiten van X bestaan uit de exploitatie van onroerende zaken. X heeft in 2004 bij verkoop van een onroerende zaak een herinvesteringsreserve (hir) gevormd van € 880 529. De inspecteur corrigeert de hir in de Vpb-aangifte 2005 omdat een herinvesteringsvoornemen ontbreekt. X stelt dat het voldoende is als op concernniveau een investeringsvoornemen bestaat en wijst op een aantal projecten. De inspecteur betwist niet dat op concernniveau een investeringsvoornemen aanwezig is. Wel stelt hij zich op het standpunt dat niet aannemelijk is gemaakt dat dit voornemen ook aan X kan worden toegerekend. Hij wijst in dit verband op het arrest van de Hoge Raad van 9 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:195.

In geschil is of de in 2004 gevormde herinvesteringsreserve moet vrijvallen in 2005 vanwege het ontbreken van een voornemen te investeren in bedrijfsmiddelen die kunnen dienen ter vervanging van het in 2004 vervreemde bedrijfsmiddel.

Volgens de rechtbank maakt X niet aannemelijk dat sprake is van een investeringsvoornemen op concernniveau dat aan X kan worden toegerekend. Van één project stond al in juni 2005 vast dat het project niet door zou gaan. Van een tweede genoemd project ontbreekt enige concrete aanwijzing dat X al in de voorbereidingsfase bij dit project betrokken is geweest. X heeft geen stukken overgelegd waaruit de betrokkenheid van haar bij dit project zou kunnen blijken. X refereert ook aan een project waarmee de aankoop van 6000 woningen is gemoeid. De verwezenlijking van deze investering moet plaatsvinden door middel van twee Duitse vennootschappen, waarvan de aandelen in 2007 door het concern zijn verkregen. Volgens de rechtbank kunnen de activiteiten en voornemens van andere vennootschappen waarmee X in de toekomst mogelijk een fiscale eenheid gaat vormen, niet in aanmerking worden genomen.

Rechtbank Gelderland, 7 juli 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:4374